Rob Verheem
werkgroepsecretaris
Het gaat enerzijds om het vergroten van de hoeveelheid te ver branden gewoon afval van 41.000 naar 67.000 ton per jaar. Dit is mogelijk binnen de bestaande installatie (met uitzondering van enkele kleinere aanpassingen). Anderzijds gaat het om het meeverbranden in de installatie van maximaal 4000 ton roosteroven-gevaarlijk afval (ROGA) per jaar.
Tijdens de toetsing voor het MER wat betreft de capaciteitsuitbreiding gewoon afval constateerde de Commissie een omissie, namelijk de te verwachten dioxine-uitstoot en effecten hiervan bij eventueel uitvallen van de elektriciteitsvoorziening. Het bevoegde gezag verzocht vervolgens de Commissie om haar advies op te schorten om het de initiatiefnemer mogelijk te maken een aanvulling op te stellen. Deze is ter inzage gelegd. De Commissie heeft de aanvulling en de inspraakreactie daarop bij haar toetsing betrokken, waarna zij constateerde dat het MER en de aanvulling de essentiële informatie bevatten. Daarbij deed zij aanbevelingen aan het bevoegde gezag om bij de besluitvorming rekening te houden met geuremissies uit lage bronnen en de meest recente normen voor dioxine-uit stoot en -effecten te hanteren. Tot slot adviseerde de Commissie om bij toekomstige mi lieueffectrapporten meer aandacht te besteden aan de kwaliteit van de samenvatting: in het MER is deze te uitgebreid en moeilijk toegankelijk.
In januari 1999 is de vergunning verleend voor een periode van tien jaar. De vergunning bevatte een aantal voorschriften ten aanzien van evaluatie en monitoring, zoals: ieder jaar een milieujaarverslag over de milieubelasting van het afgelopen jaar (o.a. emissies, energie, grondstoffen, productie van afval, verwijdering reststromen, mitigerende maatregelen, ca lamiteiten/ incidenten), opzetten van een inspectie- en onderhoudsysteem, ieder kwar taal rapportage metingen luchtemissies, ieder jaar rapportage massabalansen/ peilbuizen bodemkwaliteit/ resultaten energiebesparing, uiterlijk december 99 plan voor warmteafzet.Tijdens de toetsing constateerde de Commissie een aantal tekortkomingen, onder andere een discrepantie tussen MER en vergunningaanvraag wat betreft de te hanteren acceptatiecriteria, de al of niet verwerking van teermastiek en de afvalaanbodprognose. Deze leidden in eerste instantie tot een brief van de initiatiefnemer met aanvullende informatie. Deze voldeed ten aanzien van de twee eerstgenoemde tekortkomingen punten, maar niet ten aanzien van de kritiek op de aanbodprognose. Vervolgens verzocht het bevoegde gezag de Commissie haar advies op te schorten, zodat de initiatiefnemer een tweede aanvulling kan opstellen.
De Commissie constateerde dat het MER en de aanvullende informatie de essentiële informatie voor de besluitvorming bevatte. Ten aanzien van de aanbodprognose constateerde de Commissie dat deze nog steeds belangrijke fouten bevatte. Hierdoor kan op grond van deze informatie niet worden vastgesteld of het voornemen doelmatig is in het licht van de gewenste krappe capaciteitsplanning, zoals neergelegd in het Tweede Meerjarenprogramma gevaarlijk afval (MJPGA-II). Echter, omdat het voornemen slechts een relatief kleine hoeveelheid gevaarlijk afval betreft, zullen andere aspecten dan capaciteitsplanning, zoals gewenste spreiding van verbrandingscapaciteit, naar verwachting een belangrijker rol spelen bij de doelmatigheidstoetsing. Om deze reden achtte de Commissie de geconstateerde tekortkoming niet essentieel. Op 4 oktober 1999 nam de minister van VROM het ontwerp-besluit om de verklaring van geen bedenkingen te weigeren, omdat het niet past binnen de vigerende krappe capaciteitsplanning voor te verbranden roosteroven gevaarlijk afval. Hierbij refereerde de minister onder andere aan het toetsingsadvies. Op 26 oktober 1999 besloot de provincie om de vergunning niet te verlenen. Hoewel naar haar mening er geen milieuhygiënische gronden zijn om de vergunning te weigeren, sluit zij zich aan bij het negatieve oordeel van de minister over de doelmatigheid van het voornemen. Tegen de besluiten van minister en provincie wordt bezwaar aangetekend door Watco. Op 31 januari 2000 besluit de minister van VROM definitief om de verklaring van geen bedenkingen te weigeren. Op basis hiervan neemt de provincie op 21 februari 2000 het definitieve besluit de vergunning niet te verlenen. Watco is inmiddels Sita ReEnergy geworden.