3006

Biomassaverbrandingsinstallaties GDF Suez te Nijmegen

GDF Suez wil twee biomassaverbrandingsinstallaties oprichten op het terrein van de kolencentrale bij Nijmegen. Beide installaties zullen warmte leveren aan het warmtenet van Nijmegen en één installatie zal ook elektriciteit produceren. Hiervoor wordt een omgevingsvergunning aangevraagd. De milieugevolgen zijn onderzocht in een milieueffectrapport. De provincie Gelderland heeft de Commissie gevraagd het rapport te beoordelen.

Hoofdpunten uit het advies

Toetsingsadvies tweede milieueffectrapport
Het rapport beschrijft de biomassa die zal worden verstookt, zoals houtsnippers die vrijkomen bij bos- en landschapsbeheer of schoon houtafval van de houtverwerkende industrie. Het geeft een goed beeld van de kenmerken van de verbrandings- en rookgasreinigingsinstallatie en van de uitstoot van schadelijke stoffen. De effecten van de nieuwe installaties zijn klein in vergelijking met die van de kolencentrale. Blijft de kolencentrale in bedrijf dan zullen de luchtverontreiniging en geluidhinder licht toenemen. Sluit de centrale, dan zal de milieukwaliteit significant verbeteren. Bij de nieuwe installaties kan sprake zijn van enige geurhinder. Bij de huidige kolencentrale is van geurhinder geen sprake omdat daarin, sinds enkele jaren, geen biomassa meer wordt bijgestookt.

Toetsingsadvies eerste milieueffectrapport en aanvulling op het rapport
Het milieueffectrapport beantwoordt uitsluitend de vraag of de milieueffecten van maximaal vergunbare emissies voor dit type installaties kunnen leiden tot te hoge concentraties aan schadelijke stoffen in de lucht of tot onaanvaardbare gevolgen voor de natuur. Het maakt onvoldoende duidelijk wat de feitelijke milieugevolgen en risico’s zijn en dus of de aangevraagde vergunning overeenstemt met wat nodig is voor een veilige bedrijfsvoering. De Commissie adviseert om eerst een aanvulling op het rapport op te stellen en pas daarna een besluit te nemen over de vergunning.

Advies reikwijdte en detailniveau
De Commissie vindt het belangrijk dat het rapport niet alleen laat zien wat de gevolgen van de nieuwe installaties zijn voor de omgeving en of ze voldoen aan wettelijke normen. Het is belangrijk dat het rapport ook laat zien hoe GDF de installaties zo inricht dat de energieopbrengst optimaal is. Ook moet het rapport beschrijven welke maatregelen geselecteerd zijn om de negatieve milieueffecten zo klein mogelijk te maken. Voorbeelden zijn maatregelen om de geuroverlast bij op- en overslag van biomassa te beperken of om luchtverontreiniging tegen te gaan.
 

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. ir. Frank van den Aarsen

ir. Tanja Bremer

drs. Sjef Jansen

voorzitter

ir. Jan Jaap de Graeff

werkgroepsecretaris

dr. Johan Lembrechts

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Omgevingsdienst Regio Nijmegen ODRN

Initiatiefnemer

Engie Nederland, Engie Nederland

Laatste advies uitgebracht op

8 december 2015