Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
Let op: Uit de uitspraak kunnen verder geen inhoudelijke conclusies worden getrokken voor de m.e.r.-praktijk.
NB1 Anders dan in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State inzake veehouderij Grave van 8 juni 2011 wordt geen onderscheid gemaakt naar specifiek Nederlandse projecten en projecten die voorkomen op bijlage II van de M.e.r.-richtlijn.
NB2 Inmiddels is het nieuwe Besluit mer per 1 april 2011 in werking getreden waarmee de Nederlandse wetgeving in overeenstemming is gebracht met de Europese M.e.r.-richtlijn.
Op 9 maart 2009 is het bestemmingsplan Bospoort vastgesteld door de gemeenteraad van Leiderdorp. Het bestemmingsplan dat voorziet in een ‘actuele juridisch-planologische regeling’ voor het bedrijventerrein Bospoort, is op 20 oktober 2009 goedgekeurd door GS (red. het bestemmingsplan is dus nog tot stand gekomen onder de oude WRO).
Met het plan wordt onder meer de vestiging van perifere detailhandel met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 14.500 m² en een brutovloeroppervlakte van 22.000 m² mogelijk gemaakt. De bewonersvereniging Essenpark voert aan dat een (beoordelings)plicht tot het maken van een MER bestaat, al dan niet bezien in samenhang met ander activiteiten uit het zogenoemde W4-project (bestaande uit voorzieningen op het gebied van wonen, werken, recreatie en groen). De categorieën uit het Besluit m.e.r. 1994 (oud) die in aanmerking komen zijn volgens appellante C en D 10.1 (recreatieve of toeristische voorzieningen), D 11.2 (stadsproject) en C 11.2 en D 11.3 (bedrijventerrein). De vereniging wijst ook op het Europese Hofarrest van 15 oktober 2009 waaruit blijkt dat ook onder de drempelwaarden een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden. Als bijzondere omstandigheden voert appellante aan:
Overwegingen van de bestuursrechter
Detailhandelvestigingen kunnen niet worden aangemerkt als recreatieve of toeristische voorzieningen als bedoeld in C en D 10.1 van de Bijlage van het Besluit m.e.r. 1994 (oud). Nog daargelaten of sprake is van een stadsproject, de drempelwaarden daarvoor worden niet overschreden. Alle onderdelen van het ‘W4’-project gezamenlijk beslaan minder dan 100 ha (red. hierdoor lijkt de vraag of er samenhang bestaat met andere activiteiten buiten beschouwing te kunnen blijven). Ook de drempelwaarden voor bedrijventerreinen worden niet overschreden. Er is dus geen m.e.r.-plicht.
Voor de vraag of gelet op het genoemde Hofarrest toch een m.e.r.(-beoordeling) had moeten plaatsvinden, is van belang dat de bijzondere omstandigheden zoals door appellante naar voren is gebracht onvoldoende is om aan te nemen dat sprake is van andere factoren als bedoeld in bijlage III van de M.e.r.-richtlijn (red. dit wordt door de Afdeling bestuursrechtspraak niet nader onderbouwd waardoor verdere conclusies niet te verbinden zijn aan deze uitspraak).
Uitspraak
Het beroep van Bewonersvereniging Essenpark is ongegrond.