ECLI:NL:RVS:2012:BW5960

Betreft Noordelijke Randweg te Hellevoetsluis
Datum uitspraak 16-05-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, m.e.r.-beoordelingsplicht, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), Hellevoetsluis
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201006460/1/R4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Indien appellanten een beroepsgrond indienen met betrekking tot een m.e.r.-beoordeling, zullen zij met een goede inhoudelijk onderbouwing moeten komen waarom zij vinden dat wel sprake is van aanzienlijke milieueffecten.
  • Als een activiteit niet is gelegen in een bij wet- of regelgeving beschermd gebied of een speciale beschermingszone (Vogel- of Habitatrichtlijngebied) is dat niet per se dé reden waarom een MER moet worden gemaakt. Met andere woorden, appellanten zullen dan inhoudelijk moeten onderbouwen waarom het milieu in het gebied dermate belangrijk en kwetsbaar is, dat er om die reden een MER had moeten worden gemaakt.

NB Deze uitspraak is gedaan voor de wijziging van het Besluit m.e.r. van 1 april 2011 (het bestemmingsplan is daarvoor vastgesteld). Nu zou er onder de drempelwaarde van de D-lijst een vormvrije m.e.r.-beoordeling verricht moeten zijn.

Casus

Op 22 april 2010 heeft de gemeenteraad van Hellevoetsluis het bestemmingsplan “Noordelijke Randweg” vastgesteld. Het plan voorziet in de aanleg van de nieuwe Noordelijke Randweg met bijbehorende voorzieningen.

Er worden meerdere beroepsgronden aangevoerd. Hieronder wordt alleen de behandeling van de grond inzake m.e.r. besproken. Eén van de appellanten betoogt dat ten onrechte geen MER is opgesteld en geen onderzoek is gedaan naar de m.e.r.-beoordelingsplicht. Hiervoor verwijzen zij naar zowel de Europese M.e.r.-richtlijn als het Hofarrest van 15 oktober 2009 (zaaknr. C-255/08). Er is volgens appellant niet aangetoond dat de weg, mede gelet op cumulatie, geen aanzienlijke milieugevolgen zal hebben terwijl de weg in een kwetsbaar gebied ligt.
Volgens de gemeenteraad geldt er geen m.e.r.-plicht of m.e.r.-beoordelingsplicht voor de Noordelijke Randweg. Er is volgens de raad ook niet sprake van een kwetsbaar gebied. Ook zal de weg geen aanzienlijke milieugevolgen hebben.
Niet in geschil is dat de aanleg van de Noordelijke Randweg geen m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig besluit is in de zin van het Besluit m.e.r. 1994 (oud).

Overwegingen van de bestuursrechter
Appellanten hebben naar het oordeel van de Afdeling niet aannemelijk gemaakt dat de verkeersintensiteit dusdanig zal toenemen dat aanzienlijke milieueffecten zullen optreden. Evenmin is gebleken dat de weg is gelegen in een kwetsbaar gebied. Weliswaar is de weg gesitueerd in een groengebied met archeologische waarde, maar de weg niet is gelegen in een bij wet- of regelgeving beschermd gebied of een speciale beschermingszone. Er is niet aannemelijk gemaakt dat het milieu in het gebied dermate belangrijk en kwetsbaar is, dat er om die reden een MER had moeten worden gemaakt. Ook hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van andere factoren als bedoeld in bijlage III van de M.e.r.-richtlijn in verband waarmee - gelet op het arrest van het Hof van 15 oktober 2009 - ondanks het feit dat de omvang van het project aanzienlijk onder de betreffende drempelwaarde als opgenomen in het Besluit mer 1994 blijft, ook bij het niet overschrijden daarvan een m.e.r.-beoordeling had moeten worden gemaakt. Het betoogt faalt.

Uitspraak
De Afdeling verklaart de beroepen ongegrond.