579. Provinciaal baggerspeciebergingsplan Utrecht

Het plan is gericht op de berging van baggerspecie die vrijkomt in de periode tot 2010 in de provincie Utrecht. Het gaat vooral om het vinden van een of meerdere geschikt locaties voor die berging.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
10-12-1993 Datum kennisgeving
10-12-1993 Ter inzage legging van de informatie
25-02-1994 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
17-09-1996 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
29-09-1996 Kennisgeving MER
29-09-1996 Ter inzage legging MER
13-02-1997 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies
Aanvullend toetsingsadvies
02-07-2001 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
19-07-2001 Kennisgeving MER
19-07-2001 Ter inzage legging MER
19-10-2001 Toetsingsadvies uitgebracht
Aanvullend toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

In het Baggerbergingsplan 1997 – 2001 is de locatie Zevenhuizen aangewezen als voorkeurslocatie voor baggerberging. Aan dit besluit lag een locatiekeuze MER ten grondslag, waarin 10 locaties in de provincie Utrecht zijn vergeleken op milieueffecten. In dit MER uit 1996 zijn voor de verschillende locaties put- en/of landdepots met elkaar vergeleken. De Commissie concludeerde in 1997 in haar toetsingsadvies dat het MER onvoldoende informatie voor de besluitvorming bevatte, omdat: 

  • een onvolledig beeld werd gegeven van de cultuurhistorische waarden en natuurwaarden;
  • onvoldoende rekening was gehouden met hinder en ruimtebeslag van ontgronding;
  • onvoldoende informatie werd gegeven over de ligging van drinkwaterwinningen en de beïnvloeding daarvan;
  • voor alle locaties zowel een putdepot als een landdepot in de vergelijking meegenomen had moeten worden;
  • informatie over de mate van flux bij put- en landdepot ontbrak.
Het MER is niet aangevuld.

 

De provincie Utrecht wees in 1997 de locatie Zevenhuizen als voorkeurslocatie aan. Bij de uitwerking van de plannen op de locatie Zevenhuizen is als voornemen een afwijkende depotvorm beschreven, namelijk een depot dat gedeeltelijk onder maaiveld ligt en boven maaiveld wordt omringd met een kade, het zogenaamde omkaderde depot. Een dergelijk omkaderd depot heeft andere milieueffecten dan een put- of landdepot. Wanneer deze depotvorm meegenomen zou zijn in de locatiekeuzestudie, had dit mogelijk tot een andere voorkeursvolgorde van locaties geleid. Om deze reden hebben Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht in 2000 besloten om een aanvulling op het MER uit 1996 op te laten stellen, waarin omkaderde depots in de locatievergelijking worden meegenomen.

De oorspronkelijke richtlijnen, het toetsingsadvies over het oorspronkelijke MER met het aanvullend richtlijnenadvies van de Commissie vormen het toetsingskader voor het aanvullend MER.

In haar toetsingsadvies over het aanvullend MER concludeert de Commissie dat het aanvullend MER voldoende informatie biedt om een besluit te kunnen nemen over het opnieuw aanwijzen van de locatie Zevenhuizen als voorkeurslocatie voor baggerspecieberging. In haar advies gaat zij expliciet in op de resultaten van de uitgevoerde multicriteria-analyse. In december 2001 besloot Provinciale Staten van utrecht om Zevenhuizen opnieuw als voorkeurslocatie aan te merken. In de loop van 2002 zal naar verwachting het inrichtings-MER opnieuw in procedure worden gebracht.

 

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ing. Erik de Bree
mr. Lex Hartholt
dr. Marjan van Herwijnen
drs. Houben
ir. Kuindert van der Spek
Struijk
drs. ing. Peter Veen

Voorzitter: ir. Niek Ketting
Werkgroepsecretaris: ir. Veronica ten Holder

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Utrecht
Rijkswaterstaat
Stichtse Waterschapsbond

Bevoegd gezag
Utrecht

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Utrecht


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.1 tot 1-4-2011: Beleid over afvalverwijderingsmethode, stort of locaties

Bijgewerkt op: 10 jul 2018