ECLI:NL:RVS:2011:BT6649

Betreft Bestemmingsplan Ceintuurbaan V
Datum uitspraak 05-10-2011
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Zwolle, m.e.r.-beoordelingsplicht, bestemmingsplannen, wegen, luchtverontreiniging
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201007860/1/R1

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als een drempelwaarde van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden, is de omvang van een activiteit geen bijzondere omstandigheid die alsnog aanleiding kan geven om een m.e.r. te doen. De omvang is immers al bij de toetsing aan de drempelwaarde aan de orde geweest.

NB: Sinds het Hof-arrest van 15 oktober 2009 (Commissie tegen Nederland, C-255/08) moet het bevoegd gezag, als de drempel van de D-lijst van de bijlage bij het Besluit m.e.r. niet wordt overschreden, kijken of andere omstandigheden aanleiding geven tot het doen van een m.e.r. Hoewel hier in de uitspraak niet expliciet naar wordt verwezen, lijkt een dergelijke beoordeling hier wel te hebben plaatsgevonden.

Vergelijk ABRvS 27 juni 2012, zaaknr. 201108336/1/T1/R1.

Casus

Op 14 juni 2010 heeft de gemeenteraad van Zwolle het bestemmingsplan ‘Ceintuurbaan V’ vastgesteld. Het plan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de reconstructie van een deel van de Ceintuurbaan, en van de kruising van de Ceintuurbaan met de Brederostraat en de Boerendanserdijk. Het doel van het plan is om de Ceintuurbaan te kunnen verbreden naar een weg met twee keer drie rijstroken, zodat de doorstroming van het verkeer sneller en beter verloopt. Ter hoogte van het bedrijventerrein 'De Vrolijkheid' zal het plan voorzien in een nieuwe parallelweg, zodat de Ceintuurbaan niet langer door op- en afritten wordt doorkruist.

Omdat het plan voorziet in de verbreding van een autoweg met twee rijstroken, is volgens de appellant ten onrechte geen MER opgesteld. Daarnaast bestaat als gevolg van bijzondere omstandigheden in ieder geval de aanleiding om een m.e.r.-beoordeling te doen.
Volgens de gemeenteraad bestond geen aanleiding een MER op te stellen, omdat:

  • de Ceintuurbaan een gebiedontsluitingsweg is,
  • de wegverbreding minder dan twee kilometer langs, en
  • de verbreding niet zorgt voor een nieuwe verbinding tussen twee knooppunten of aansluitingen.
    Ook is volgens de raad geen sprake van bijzondere omstandigheden op grond waarvan toch een m.e.r.-beoordeling had moeten worden gedaan.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling stelt vast dat de voorziene wegverbreding minder dan twee kilometer lang is en niet zorgt voor een nieuwe verbinding tussen twee knooppunten of aansluitingen. Het plan voorziet niet in de ombouw van de Ceintuurbaan tot autosnelweg of autoweg in de zin het Besluit m.e.r. Daarom heeft de raad terecht geconcludeerd dat geen aanleiding bestond voor het opstellen van een MER, dan wel het verrichten van een m.e.r.-beoordeling. In tegenstelling tot wat appellant betoogt, is de omvang van de in het plan voorziene uitbreiding van de Ceintuurbaan geen omstandigheid die in dit geval toch aanleiding geeft tot het verrichten van een m.e.r.-beoordeling. De raad heeft deze omstandigheid betrokken bij zijn beoordeling of op grond van het Besluit m.e.r. 1994 (nu: Besluit m.e.r.) een m.e.r.-beoordeling moet worden gedaan. Volgens het in opdracht van de raad opgestelde luchtkwaliteitsrapport, dat door appellant niet wordt betwist, wordt aan de eisen van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de Wet milieubeheer voldaan. De raad mocht daarom concluderen dat de door appellant aangevoerde luchtverontreiniging ook geen aanleiding geeft om een MER op te stellen.

Uitspraak
Het beroep is ongegrond.