Crisis- en herstelwet


De Crisis- en herstelwet (Chw) trad op 31 maart 2010 in werking. Deze tijdelijke wet is sinds 25 april 2013 permanent en gaat straks op in de Omgevingswet. Wat houdt de Crisis- en herstelwet in, voor zover relevant voor milieueffectrapportage? Wat zijn de gevolgen voor milieueffectrapportage en voor de inschakeling van de Commissie m.e.r.? De Crisis- en herstelwet bevat enkele afwijkende bepalingen ten opzichte van hoofdstuk 7 Wet milieubeheer.

De drie belangrijkste maatregelen voor m.e.r.

  1. Geen verplichte toetsing van het project-milieueffectrapport door de Commissie m.e.r. bij twee categorieën projecten. 
  • Concrete projecten genoemd in bijlage II van de Crisis- en herstelwet
    Deze bijlage bevat een selectie van concrete projecten, bijvoorbeeld Amsterdam Noordelijke IJ-oevers, Nijmegen Waalfront en Windmolenpark Tweede Maasvlakte. 
  • Projecten met nationale betekenis
    Voor dit type project geldt deze maatregel ook. Het gaat om bijvoorbeeld
    FlorijnAs Assen, Rotterdam Central District en Stationsgebied Utrecht.
    Deze staan in de bij de Crisis- en herstelwet behorende algemene maatregel van bestuur, ook wel Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet genoemd.
    Bovengenoemde type projecten worden toegevoegd in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. 

Het beperkte alternatievenonderzoek is sinds 16 mei 2017 vervallen vanwege de gewijzigde M.e.r.-richtlijn. Ook voor de Chw-projecten zullen in een milieueffectrapport alternatieven moeten worden onderzocht.

2. Ontwikkelingsgebieden
Het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet bevat een lijst met ontwikkelings-gebieden. Met deze gebieden moet een impuls aan de duurzame ruimtelijke en economische ontwikkeling worden gegeven. Voor (maatregelen en werken in) deze gebieden kan tijdelijk worden afgeweken van de Nederlandse milieunormen. Zo zijn bijvoorbeeld Stadshavens Rotterdam, Zaanstad-Midden, Spoorzone Deventer en Spoorzone Zwolle aangewezen als ontwikkelings-gebieden.

Als een gebied is aangewezen als ontwikkelingsgebied dan is de gemeenteraad verplicht om in een bestemmingsplan op te nemen:

  • Welke projecten in het gebied plaatsvinden.
  • Welke maatregelen worden getroffen om een goede milieukwaliteit te houden of te krijgen.
  • Welke compensatiemaatregelen nodig zijn, zoals aanpassen van bestaande vergunningen.
  • Een exploitatieopzet en een uitvoeringsparagraaf.

Deze bestemmingsplannen zijn al snel m.e.r.-plichtig.

Als ontwikkelingsruimte uit het PAS, aan een ontwikkelingsgebied is toebedeeld, dan kan die ruimte worden verdeeld over deelprojecten in het plangebied.

3. Versnelde procedure (bouw)projecten
De Crisis- en herstelwet maakt een snellere procedure voor bouwprojecten van 12 tot 2000 woningen mogelijk. Het bevoegd gezag neemt dan een projectuitvoeringsbesluit. Dit is één integraal besluit, waaronder alle planologische en uitvoeringsbesluiten (zoals bestemmingsplanherziening en omgevingsvergunning) vallen.

  • De procedures van deze besluiten zijn samengevoegd.
  • De inhoudelijke normen en eisen blijven wel gelden.

Er moet gekeken worden naar bijvoorbeeld luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en effecten op natuur en landschap.

Deze projecten kunnen in de categorie Stedelijke ontwikkelingsprojecten (D11.2) van het Besluit m.e.r. vallen, onder bijvoorbeeld de D-drempel van 2000 woningen. Dat betekent dat in een m.e.r.-beoordeling moet worden bekeken of een m.e.r. nodig is.

Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet


Flexibel bestemmen
De Crisis- en herstelwet biedt ook de basis voor flexibel bestemmen. De bepalingen daarover zijn in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet uitgewerkt en gelden alleen voor de in dat besluit opgenomen projecten. Het gaat dan om, vooruitlopend op de Omgevingswet, te experimenteren met het loskoppelen van functies en planregels.

Voor milieueffectrapportage moet er rekening mee worden gehouden dat het bestemmingsplan globaal van opzet is en een looptijd van twintig jaar kan hebben. Afwijking van milieunormen, voor bijvoorbeeld luchtkwaliteit of externe veiligheid, is niet toegestaan. Ook mag niet worden afgeweken van de m.e.r.-regelgeving.

Breder bestemmen
Ook is het mogelijk om vooruitlopend op de Omgevingswet te experimenteren met breder bestemmen. De regels voor m.e.r. zijn onverkort van toepassing.

Breder bestemmen houdt in dat:

  • In plaats van goede ruimtelijke ordening is een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit het uitgangspunt.
  • (Verplicht) een looptijd van 20 jaar.
  • Voor voorlopige functies (verplicht) een looptijd van 10 jaar.
  • Gemeentelijke regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, zoals de bomenverordening, kunnen nu in het bestemmingsplan worden opgenomen.
  • Het bestemmingsplan kan de uitoefening van een bevoegdheid afhankelijk maken van beleidsregels. Bepaald kan worden dat deze beleidsregels worden vastgesteld door de gemeenteraad of door B&W.
  • Als regels in het bestemmingsplan betrekking hebben op het uiterlijk van bouwwerken en vatbaar zijn voor interpretatie, dan moeten criteria worden vastgesteld voor de beoordeling ervan (oftewel welstandsnota).
  • Vaststellen van afwijkende geluidsnormen ten opzichte van de grenswaarden uit artikel 2.17 Activiteitenbesluit milieubeheer kunnen in het bestemmingsplan.
  • Vaststellen van gebiedsgerichte milieuvoorschriften (maatwerkvoorschriften) kunnen in het bestemmingsplan.
  • Opname van hogere geluidgrenswaarde kan in het bestemmingsplan.

Voor het milieueffectrapport moet rekening gehouden worden een bredere opzet, een langere looptijd, en mogelijke afwijking van milieunormen en gebiedsgerichte milieuvoorschriften.

Inschakeling van de Commissie m.e.r
De Commissie m.e.r. hoeft bij een aantal met naam genoemde projecten niet meer verplicht te worden ingeschakeld. De Commissie kan wel vrijwillig worden ingeschakeld.
De inhoudelijke rol van de Commissie is hetzelfde. Zij toetst of de milieu-informatie juist en volledig is. Ook kan zij nog steeds adviseren over de benodigde inhoud van het milieueffectrapport.

Factsheet Crisis- en herstelwet en milieueffectrapportage