ECLI:NL:RVS:2010:BO0229

Betreft Zandmaas - Maasroute
Datum uitspraak 13-10-2010
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden tracébesluit, vaarwegen
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201001255/1/M2
JM 2010, 139 met noot Poortinga

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als iemand alleen een zienswijze heeft ingediend op een aanvullend MER en niet op het ontwerp-Tracébesluit, kan deze persoon niet in beroep gaan tegen het Tracébesluit.
  • Dat bij het kiezen van een alternatief belangen worden afgewogen als kosten, milieueffecten en het behalen van de doelstelling is redelijk.

Casus

De minister van V&W heeft in overeenstemming met de minister van VROM het Tracébesluit “Zandmaas/Maasroute – aanvulling III” vastgesteld. Dit Tracébesluit voorziet in een verbreding van een bocht van het Julianakanaal bij Elsloo en in de aanleg van twee passeervakken. Het Tracébesluit maakt deel uit van het deelproject Maasroute van de Maaswerken. Het doel van het deelproject Maasroute is het realiseren van een vaarweg die geschikt is voor tweebaksduwvaart, de zogenoemde klasse Vb, met een diepgang van 3,5 meter.

In beroep is aangevoerd dat ten onrechte is gekozen voor het ‘verkeersmanagement-alternatief’. De variant met een gehele verbreding van het kanaal tussen Limmel en Elsloo is onvoldoende bij de besluitvorming betrokken.

De minister geeft aan dat het gezien het geringe aantal ‘klasse Vb’ schepen mogelijk is om te kiezen voor het alternatief met de passeervakken. De impact op de omgeving, waaronder enkele aangrenzende natuurgebieden, en de kosten van dit alternatief zijn relatief beperkt.
Er zijn ook andere alternatieven onderzocht, waaronder een gehele verbreding van het kanaal tussen de twee genoemde plaatsen. Afgezien van de hoge kosten kan met dit laatste alternatief niet de gewenste breedte worden behaald. Daarnaast heeft dit alternatief negatieve effecten op de aangrenzende natuurgebieden.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de minister in redelijkheid tot dit besluit heeft kunnen komen.

Wat betreft het beroep van een andere persoon oordeelt de Afdeling dat deze persoon niet ontvankelijk is. Oftewel, dat hij niet in beroep mocht gaan. Deze persoon heeft namelijk geen zienswijze op het ontwerp-Tracébesluit ingediend, wat een voorwaarde is om in beroep te mogen gaan tegen het Tracébesluit. Dat deze persoon wel een zienswijze heeft ingediend tegen het aanvullende MER doet hieraan niet af.

Uitspraak
Het beroep is ongegrond.

Klik hier voor het advies van de Commissie m.e.r. over dit project.