ECLI:NL:RVS:2014:3841

Betreft Omgevingsvergunning Overasselt
Datum uitspraak 29-10-2014
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Hoger beroep
Trefwoorden drempelwaarde, vormvrije m.e.r.-beoordeling, samenhang
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 201309768/1/A1
JM 2015, 11 met noot Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De vormvrije m.e.r.(beoordelings)plicht kan ook gekoppeld zijn aan de omgevingsvergunning voor de activiteit ‘bouwen’, als de activiteit ‘bouwen’ ziet op een activiteit die op de D-lijst van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is vermeld. In dat geval moet de aanvraag voor de omgevingsvergunning ook betrekking hebben op de activiteit ‘milieu’.

Casus

Op 23 februari 2012 heeft het college van de gemeente Heumen een omgevingsvergunning verleend voor het oprichten van een nieuwe rundveestal, een landbouwloods en een mestopslagsilo op een perceel in Overasselt. Na de uitspraak van de rechtbank, heeft het college opnieuw op het bezwaar besloten en op 8 oktober 2013 opnieuw de omgevingsvergunning verleend en aangevuld met het gebruik voor educatieve rondleidingen, wat in strijd is met het bestemmingsplan.

Appellant voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat de activiteit ‘bouwen’ op grond van artikel 2.7 van de Wabo onlosmakelijk verbonden is aan de activiteit ‘milieu’ en dat dus geen omgevingsvergunning alleen voor bouwen (en gebruik dat strijdig is met het bestemmingsplan) verleend had kunnen worden. Voor de omgevingsvergunning die ziet op de milieuactiviteit bestond een m.e.r.-beoordelingsplicht. Die plicht is niet nageleefd. Volgens appellant kon niet worden volstaan met een melding op grond van het Besluit landbouw milieubeheer (Blm), maar had de omgevingsvergunning mede de activiteit ‘milieu’ moeten omvatten.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat in het bedrijf niet meer dan 200 stuks melkrundvee zullen worden gehouden en het bedrijf daarom op zich terecht heeft volstaan met een melding op grond van het Blm. In zoverre bestond geen omgevingsvergunningsplicht voor de activiteit ‘milieu’ (op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e van de Wabo).

Het houden van een melkrundveehouderij is echter ook genoemd in categorie D14 van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. In dit geval wordt de drempelwaarde niet overschreden. Nu het college heeft nagelaten te beoordelen óf de criteria uit Bijlage III bij de M.e.r.-richtlijn tot gevolg hebben dat een MER moet worden gemaakt, kan niet uitgesloten worden dat toch een vergunningplicht bestond voor de activiteit ‘milieu’ (op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, of artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wabo in samenhang met artikel 2.2a, eerste lid, van het Bor). Als niet ook onder de D-drempelwaarden wordt gekeken of een vergunningplicht bestaat, zou de Nederlandse regelgeving in strijd zijn met de M.e.r.-richtlijn.

Omdat de activiteiten bouwen en milieu onlosmakelijk verbonden zijn (artikel 2.7 van de Wabo), had de aanvraag aangevuld moeten worden voor de milieuactiviteit. Bij het uitblijven van een aanvulling, had de aanvraag buiten behandeling moeten worden gesteld. Omdat niet is uitgesloten dat de aanvraag ook op de milieu-activiteit had moeten zien, is het besluit onzorgvuldig voorbereid.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep gegrond.