ECLI:NL:RVS:2012:BX8302

Betreft Bestemmingsplan zeegebied Westvoorne
Datum uitspraak 26-09-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, Natura 2000-gebieden, passende beoordeling, wijzigingsbevoegdheid
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201108509/1/R4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Als de maximale mogelijkheden van een bestemmingsplan - ongeacht eventuele wijzigingsvoorwaarden - significant negatieve effecten kunnen hebben op een Natura 2000-gebied, moet zowel een Passende beoordeling als een plan-MER worden opgesteld.

NB Zie ook 201101467/1/R2, 201003878/1/R3

Casus

Op 10 mei 2011 heeft de gemeenteraad van Westvoorne het bestemmingsplan “Zeegebied Westvoorne” vastgesteld. Het bestemmingsplan regelt het planologische kader voor het zeegebied van Westvoorne, inclusief het Oostvoornse Meer met zijn stranden en oevers. In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de realisatie van 85 strandhuisjes.

Appellant voert over m.e.r. aan dat een plan-MER had moeten worden opgesteld, omdat

  • het plan mogelijk negatieve effecten heeft op de natuurgebieden Voornes Duin en Voordelta;
  • de wijzigingsbevoegdheid het badstrand betreft, dat in de Natura 2000-gebieden ligt;
  • de verschuiving van een strandpaviljoen leidt tot meer verstoring op de Natura 2000-gebieden.

De gemeenteraad meent dat er geen Passende beoordeling en dus ook geen plan-MER hoeft te worden gemaakt voor de wijzigingsbevoegdheid. Het plan is grotendeels consoliderend van aard. De gevolgen zijn ook nog niet inzichtelijk, omdat geen concreet bouwplan voor de strandhuisjes bestaat dat kan worden getoetst. Bovendien is in de planregels de voorwaarde opgenomen dat de strandhuisjes geen significant negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van Voornes Duin mogen hebben. Voor Natura 2000-gebied Voordelta geldt volgens de raad dat het beheerplan van dit gebied strandhuisjes toestaat voor het gebied waarvoor de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen. Omdat de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw) van toepassing blijft, wordt volgens de raad nog getoetst aan deze wet wanneer van de wijzigingsbevoegdheid gebruik zou worden gemaakt. Gelet op de soorten en habitattypen waarvoor Voornes Duin als Natura 2000-gebied is aangewezen, meent de raad dat de strandhuisjes waarschijnlijk geen significant negatieve effecten zullen hebben.
De verschuiving van het strandpaviljoen was volgens de raad al op grond van een eerder bestemmingsplan mogelijk.

Overwegingen van de bestuursrechter
Artikel 19j, eerste lid, Nbw bepaalt dat bij de vaststelling van een plan, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden, moet worden gekeken of het plan significante gevolgen voor die gebieden kan hebben. Als dat het geval is, moet volgens het tweede lid een Passende beoordeling van die gevolgen worden opgesteld. Voor een wettelijk of bestuursrechtelijk verplicht plan moet een plan-MER worden opgesteld als voor dit plan een Passende beoordeling moet worden gemaakt (art. 7.2a, eerste lid, Wm).
Uit een uitspraak van de Afdeling van 7 september 2011 (200907076/1/R3) volgt dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan van de maximale mogelijkheden van het plan moet worden uitgegaan. De opname van een wijzigingsbevoegdheid betekent dat het eventuele gebruik ervan in beginsel in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening wordt geacht. De raad heeft ten onrechte de wijzigingsbevoegdheid niet of beperkt betrokken bij de vraag of sprake is van significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden.
Voor de Voordelta voegt de Afdeling daaraan toe dat in het beheerplan slechts is vermeld dat strandhuisjes van de huidige omvang zijn toegestaan. De uitbreiding van het aantal strandhuisjes die de wijzigingsbevoegdheid mogelijk maakt, valt daar dus niet onder. Dit is nog afgezien van de vraag of opname in het beheerplan maakt dat art. 19j Nbw niet van toepassing is op de vaststelling van het bestemmingsplan.

Zoals de Afdeling in een eerdere uitspraak van 19 oktober 2011 heeft overwogen, moet de raad bij de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan de aanvaardbaarheid daarvan (opnieuw) bekijken, mede met het oog op de dan geldende regelgeving. Het feit dat ontwikkelingen al in het voorheen geldende plan zijn opgenomen, betekent niet dat het plan in overeenstemming met art. 19j Nbw is.

De beroepsgrond slaagt. Omdat het plan in strijd met art. 19j Nbw is vastgesteld, kan niet worden uitgesloten dat ten onrechte een Passende beoordeling en dus ook een plan-MER achterwege zijn gebleven.

Uitspraak
De Afdeling acht de beroepsgrond ten aanzien van MER gegrond en vernietigt de vaststelling van het bestemmingsplan.