ECLI:NL:RVS:2010:BN0501
Betreft | Buitengebied Terschelling |
---|---|
Datum uitspraak | 07-07-2010 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Terschelling, natuur, buitengebied, significante gevolgen, wijzigingsbevoegdheid, wijzigingsplan |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200901747/1/R3 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- Als verstoring of verslechtering van Natura 2000-gebieden door een plan wordt verwacht, dient de habitattoets doorlopen te worden voor vaststelling van het plan.
- Enkel de verwachting dat geen significant negatieve gevolgen optreden is onvoldoende om te kunnen stellen dat geen passende beoordeling gemaakt hoeft te worden. Dit kan alleen geconcludeerd worden op basis van objectieve gegevens.
- Bij de vraag of een bestemmingsplan significant negatieve gevolgen kan hebben, moeten alle gebruiks- en bouwmogelijkheden worden meegenomen in de beoordeling, dus ook aanlegvergunningen en wijzigingsbevoegdheden. Men kan niet volstaan met planvoorschriften waarin staat dat van de wijzigingsbevoegdheid of van de bevoegdheid tot het verlenen van een aanlegvergunning alleen gebruik mag worden gemaakt als dit in overeenstemming is met de Nb-wet.
Casus
Het bestemmingsplan “Buitengebied” van de gemeente Terschelling is op grond van de (oude) Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en op grond van art. 19j Natuurbeschermingswet 1998 (Nb-wet) (oud) goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Fryslân.
In beroep is onder andere aangevoerd dat een passende beoordeling gemaakt had moeten worden. Dit omdat de ontwikkelingen en werkzaamheden die via aanlegvergunningen en wijzigingsbevoegdheden mogelijk worden gemaakt, kunnen leiden tot significant negatieve gevolgen op de Natura 2000-gebieden Noordzeekustzone en Duinen Terschelling. Ook het bestaande gebruik had aan een habitattoets onderworpen moeten worden.
Verder had geen goedkeuring verleend mogen worden aan de bestemmingen “Natuur” en de aanduiding “strandpaviljoen” voor drie met naam genoemde strandpaviljoens. De toename van recreatiedruk door de permanente vestiging van strandpaviljoens, brengt het risico met zich van verdere achteruitgang van de natuurwaarden van het strand en de nabije omgeving. Er zou in de onderzoeken onvoldoende zijn ingegaan op de specifieke gevolgen voor de natuurwaarden als gevolg van het gebruik van de paviljoens.
Gedeputeerde Staten stellen in hun verweer dat de ontwikkelingen en werkzaamheden op grond van de planvoorschriften later getoetst moeten worden aan het criterium dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, waarbij het toetsingskader van de Nb-wet moet worden gehanteerd. Op die manier zullen zich vrijwel geen ontwikkelingen voordoen die zodanig significante gevolgen hebben dat een passende beoordeling noodzakelijk is.
Overwegingen van de bestuursrechter
Voordat het bestemmingsplan is vastgesteld, zijn enkele ecologische onderzoeken uitgevoerd. Hieruit volgt dat enkele plandelen een verstorend en verslechterend effect kunnen hebben op Natura 2000-gebieden. De Afdeling constateert dat wanneer sprake is van dergelijke mogelijke verstorende en/of verslechterende effecten, de zogeheten ‘habitattoets’ uitgevoerd dient te worden. Dit is niet gebeurd.
Bovendien oordeelt de Afdeling dat op basis van de ecologische onderzoeken niet kan worden uitgesloten dat de strandpaviljoens significant negatieve gevolgen voor de Natura 2000-gebieden kunnen hebben. Als dit niet kan worden uitgesloten, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. De gemeenteraad achtte dit niet nodig, omdat “naar verwachting” geen significant negatieve gevolgen zouden optreden. Een verwachting is echter niet voldoende. Alleen op basis van objectieve gegevens kan geconcludeerd worden dat geen passende beoordeling gemaakt hoeft te worden. De ecologische onderzoeken bevatten niet voldoende objectieve gegevens om deze conclusie te trekken.
Daarnaast zijn de ecologische onderzoeken alleen uitgevoerd voor de strandpaviljoens die mogelijk worden gemaakt door het bestemmingsplan. De andere plandelen zijn niet onderzocht op hun natuurgevolgen voor de Natura 2000-gebieden. Ook daarom kan niet worden uitgesloten dat het plan significant negatieve gevolgen kan hebben.
Dat in het plan ten aanzien van de aanlegvergunningen en wijzigingsbevoegdheden is opgenomen dat deze alleen kunnen worden gebruikt als dit, vrij vertaald, past binnen de Nb-wet, maakt dit niet anders. Bij de beoordeling van het bestemmingsplan moet al worden bezien of de bevoegdheden die hierin worden opgenomen significante gevolgen hebben.
Uitspraak
Voor zover Gedeputeerde Staten het plan hebben goedgekeurd, is dit in strijd met de Nb-wet gebeurd. De goedkeuring wordt vernietigd.
De Afdeling geeft nog aan dat de gemeenteraad bij de hernieuwde vaststelling van het bestemmingsplan de gevolgen dient te bezien van alle gebruiks- en bouwmogelijkheden, zowel op zichzelf als in onderlinge samenhang, die in het plan of bij nader besluit mogelijk worden gemaakt.