ECLI:NL:RVS:2009:BI8468

Betreft Zuidlanden plandeel Oost te Leeuwarden
Datum uitspraak 17-06-2009
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Leeuwarden, woningbouw, gefaseerde ontwikkeling, stedelijke ontwikkeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200802433/1
JM 2009, 89 met noot Van Velsen

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het eerste ruimtelijke besluit dat in (een deel van de) activiteit voorziet, is besluit-m.e.r.-plichtig. Daarna bestaat er in beginsel geen m.e.r.-plicht meer.
  • Bij het nemen van het niet-m.e.r.-plichtige besluit kan de inhoud van het MER wel een rol spelen.

Casus

Op 12 februari 2008 hebben Gedeputeerde Staten van Friesland besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Leeuwarden bij besluit van 18 juni 2007 vastgestelde bestemmingsplan "De Zuidlanden, plandeel Oost”. Het plan voorziet door middel van een uit te werken bestemming in een buurtschap van ten hoogste 150 woningen, genaamd "Wiarda". Het plan voorziet daarnaast in de vestiging van kantoren aan de Drachtsterweg. In het plan zijn verder onder meer een bestaand sportcomplex en agrarische cultuurgronden opgenomen. Het plan maakt deel uit van een omvangrijker gebied ten zuiden van de stad Leeuwarden, te weten het nieuw te ontwikkelen stadsdeel De Zuidlanden, waarbinnen de bouw van ongeveer 6.500 woningen is voorzien.

Appellanten voeren een aantal bezwaren aan ten aanzien van het milieueffectrapport (hierna: het MER), dat is opgesteld ten behoeve van de ontwikkeling van het project De Zuidlanden. De vraag is of het MER een rol speelt bij de besluitvorming over het plandeel Oost. Zij vinden verder dat compensatie van weidevogelgebied onvoldoende gegarandeerd wordt.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling bestuursrecht verwijst naar eerdere rechtspraak:

Evenals het plandeel Techum (uitspraak van 30 juli 2008) kan het thans aan de orde zijnde bestemmingsplan niet worden aangemerkt als het eerste besluit, dat voorziet in een deel van de m.e.r.-plichtige activiteit. Er waren immers op 17 oktober 2006 al vrijstellingen verleend ten behoeve van de bouw van een aantal woningen en het bouwrijp maken van een deel van het totale gebied. Het MER als zodanig en de vereisten die daarvoor op grond van hoofdstuk 7 Wm gelden, kunnen daarom niet aan de orde komen in de onderhavige procedure. De inhoud van het MER kan nog wel een rol spelen bij de besluitvorming ten behoeve van het project De Zuidlanden van na 17 oktober 2006, zoals dit bestemmingsplan. Het MER is namelijk mede bepalend geweest voor de keuzes die de raad in het kader van het vereiste van een goede ruimtelijke ordening van het onderhavige bestemmingsplan heeft gemaakt.

Uitspraak
Het goedkeuringsbesluit gaat wegens strijd met artikel 3:46 Algemene wet bestuursrecht alsnog onderuit, omdat onvoldoende vaststaat dat het verloren gaan van het gebied als weidevogelgebied gecompenseerd wordt.