ECLI:NL:RVS:2006:AZ6679
Betreft | Bestemmingsplan "Zuidpolder-Oost" |
---|---|
Datum uitspraak | 27-09-2006 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | Volendam, bestemmingsplannen, woningbouw |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 200508299/1 |
Conclusies voor de mer praktijk
Voor de beantwoording van de vraag wat een bestemmingsplan maximaal mogelijk maakt en van welke aantallen woningen sprake is, is dat wat in het bestemmingsplan is geregeld en niet de intentie van de gemeente van belang.
Casus
Het bestemmingsplan Zuidpolder-Oost van de gemeente Edam-Volendam maakt buiten de bebouwde kom onder meer de bouw van een nieuwe woonwijk met maximaal 1.330 woningen mogelijk, inclusief een aantal voorzieningen, zoals een zorgcomplex met 932 woon(zorg)eenheden en ontsluitingswegen. In beroep wordt gesteld dat ten onrechte bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen MER is gemaakt. Het bestemmingsplan zou in totaal voorzien in 2200 woningen. De gemeenteraad heeft op de zitting in beroep betoogd dat het bestemmingsplan voldoende waarborgen biedt dat een kleiner aantal zorgeenheden wordt gebouwd dan het maximaal mogelijke, namelijk 400.
De Afdeling onderschrijft dit niet en concludeert dat het aantal woningen wel degelijk boven de 2000 kan komen. Van belang is daarbij dat in de beschrijving in hoofdlijnen van het bestemmingsplan weliswaar gesproken wordt over de bouw van meer gebouwen op dit plandeel, maar niet is bepaald of deze los van elkaar moeten worden gebouwd of dat deze ook aaneen kunnen worden gebouwd. Voorts bepaalt de beschrijving in hoofdlijnen wel dat de gebouwen een gelaagde structuur moeten krijgen, maar is niet vastgelegd op welke hoogte het laagste gebouw moet beginnen. Hieruit volgt dat het bestemmingsplan niet de zekerheid biedt dan niet meer woon(zorg)eenheden kunnen worden gebouwd dat 2000. Er had dus wel degelijk een MER gemaakt moeten worden.