ECLI:NL:RVS:2004:AP1081

Betreft Bestemmingsplannen Teteringen / Breda
Datum uitspraak 09-06-2004
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Breda, Teteringen, bestemmingsplannen, milieueffectrapportage-plicht (MER-plicht), VINEX, samenhangcriterium, woningbouw, stedelijke ontwikkeling
Bronnen vindplaats

Zaaknummer 200303896/1
JM 2004, 110 met noot Pieters

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Het ‘aaneengesloten gebied’ in het Besluit m.e.r. 1994 mag niet te eng worden gehanteerd. Een geografische samenhang kan voldoende zijn voor de beoordeling of er sprake is van één woningbouwproject.

NB Het betreft samengevoegde zaken 200303896/1, 200303897/1 en 200303898/1.

Casus

De gemeenteraad van Breda had voor gronden buiten de bebouwde kom rond de bestaande kern ‘Teteringen’ drie bestemmingsplannen vastgesteld teneinde te voldoen aan de taakstelling in de VINEX. In totaal zouden 2200 woningen moeten worden gerealiseerd. Twee gebieden grensden aan elkaar. Tussen die gebieden en het derde gebied lag Teteringen. De kortste afstand tussen de gebieden was ongeveer 600 meter.

De AbRvS komt tot de conclusie dat met de zinsnede ‘in een aaneengesloten gebied’ in het Besluit- m.e.r. 1994 het volgende is aangegeven. Bij de beoordeling of voor een woningbouwproject dat de gestelde drempelwaarde overschrijdt een MER moet worden gemaakt, moeten de deelprojecten waar dit woningbouwproject uit bestaat, niet afzonderlijk maar in samenhang met elkaar worden bezien. Aan dat vereiste kan ook worden voldaan indien plangebieden die deel uitmaken van één woningbouwproject niet direct aansluiten maar een zodanige geografische samenhang vormen dat de milieu-effecten van dit project worden gebundeld en elkaar versterken.

Voor het antwoord op de vraag welk plan het ruimtelijke plan is dat als eerste in de mogelijke bouw voorziet en derhalve het m.e.r.-plichtige besluit is, is naar het oordeel van de AbRvS de geografische samenhang van de plannen doorslaggevend. Hoe deze samenhang in de tijd tot stand is gekomen, dan wel zichtbaar wordt is niet bepalend. De verplichting tot het opstellen van een MER is niet verbonden aan één bepaald plan dat op zeker moment in de tijd tot stand is gekomen, als wel aan het samenhangende geheel van plannen dat als één woningbouwproject dient te worden aangemerkt. In dit geval moest dus het totaal aan plannen worden bezien. De AbRvS stelt vervolgens vast dat nagelaten is een MER op te stellen voorafgaande aan het artikel 19 WRO-vrijstellingsbesluit voor de bouw van 279 woningen. Het MER moest daarom alsnog mede betrekking hebben op het gebied waar op grond van de vrijstelling 279 woningen reeds zijn gerealiseerd.