ECLI:EU:C:2017:301

Betreft Kolencentrale Moorburg
Datum uitspraak 26-04-2017
Rechtsprekende instantie  Europese Hof van Justitie
Proceduresoort Arrest
Trefwoorden kolencentrales, Natura 2000-gebieden, cumulatieve effecten, mitigerende maatregelen, compenserende maatregelen, visstand, Habitatrichtlijn, Duitsland, havens
Bronnen vindplaats

Zaaknummer C-142/16

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Op het moment dat toestemming voor een project wordt verleend, moet wetenschappelijk gezien redelijkerwijs zeker zijn dat een Natura 2000-gebied geen schade ondervindt.

  • Ook al ligt een project op honderden kilometers afstand van een Natura 2000-gebied, dan nog kan sprake zijn van effecten op dat gebied.

  • Als uit een milieueffectrapport blijkt dat geen negatieve milieugevolgen optreden, hoeven geen alternatieven te worden onderzocht.

Casus

Op 30 september 2008 is een vergunning verleend voor de bouw van een kolencentrale in Moorburg bij Hamburg. De centrale bevindt zich in de haven van Hamburg op de zuidelijke oever van de Süderelbe. De Elbe dient voor sommige vissoorten als migratieroute naar Natura 2000-gebieden die stroomopwaarts van de Geesthachtdam zijn gelegen. Het gaat onder meer om de in bijlage II bij de habitatrichtlijn opgenomen soorten rivierprik, zeeprik en zalm. De Natura 2000-gebieden liggen op ongeveer 600 km afstand van de centrale.

Voorafgaand aan de verlening van de bouwvergunning voor de centrale is een mileueffectrapportage uitgevoerd. De conclusie van deze beoordeling was dat de vergunning, vanwege de installatie van een (tweede) vistrap, op ongeveer 30 km van de centrale naast de Geesthachtdam, verenigbaar is met de Habitatrichtlijn. De vistrap zou namelijk het verlies compenseren dat wordt veroorzaakt door de werking van het koelsysteem van de centrale. Daarnaast zou toezicht op de doeltreffendheid van de werking van de vistrap worden ingesteld.

Volgens de Europese Commissie (EC) is geen correcte en volledige beoordeling gedaan van de gevolgen voor de Natura 2000-gebieden. De vistrap is volgens de EC ten onrechte als een mitigerende maatregel aangemerkt. De vistrap beschermt namelijk niet de migrerende of paaiende vispopulatie. Volgens de EC worden negatieve gevolgen niet verminderd of verhinderd door de vistrap, maar compenseert de vistrap de gevolgen van de centrale door niet-gedode en niet-gewonde vissen in staat te stellen de Geesthachtdam te passeren. In de vergunning wordt aangegeven dat de werking van de vistrap onzeker is.

Ook is volgens de EC ten onrechte geen rekening gehouden zijn met de cumulatieve gevolgen met de bestaande pompcentrale van Geesthacht en de aangevraagde vergunning voor een doorstroomwaterkrachtcentrale bij de Geesthachtdam.

Daarnaast meent de EC dat Duitsland alternatieven voor het koelsysteem had moeten onderzoeken.

Overwegingen van het Hof
Het Hof merkt op dat de afstand tussen de Natura 2000-gebieden en de kolencentrale, niet in de weg staat aan de toepassing van de Habitatrichtlijn. Ook constateert het Hof dat het koelingsmechanisme belangrijke negatieve gevolgen heeft voor de vissoorten die op bijlage II van de habitatrichtlijn zijn vermeld en in de betrokken Natura 2000-gebieden worden beschermd. Door de onttrekking van koelwater op de migratieroute zijn er grote risico’s voor trekvissen.

De bouwvergunning kon daarom alleen worden verleend, als de zekerheid bestaat dat de natuurlijke kenmerken van de betrokken gebieden niet zouden worden aangetast. Het Hof overweegt dat op het moment dat de vergunning is afgegeven, niet met zekerheid vaststond dat de vistrap (tezamen met andere maatregelen) goed zou werken. De prognoses voor de jaren 2011-2014 zijn na de vergunningverlening in 2008 verstrekt. Onder verwijzing naar het arrest van 26 oktober 2006, Commissie/Portugal, C-239/04, EU:C:2006:665, punt 24, herhaalt het Hof dat pas toestemming voor een project kan worden gegeven als wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel meer bestaat dat geen schadelijke gevolgen optreden voor de natuurlijke kenmerken van het betrokken Natura 2000-gebied.

Het Hof bevestigt dat de gevolgen van de kolencentrale in cumulatie met andere relevante projecten beoordeeld moet worden. Dat de pompcentrale in Geesthacht al in 1958 is vergund, doet niet ter zake. De pompcentrale wordt niet beoordeeld, maar deze wordt alleen in aanmerking genomen om de gevolgen van de kolencentrale te beoordelen.

De cumulatieve gevolgen met de doorstroomwaterkrachtcentrale hoeven volgens het Hof niet meegenomen te worden, omdat daarvoor alleen een vergunning was aangevraagd en het bevoegd gezag heeft verklaard dat geen vergunning verleend gaat worden.

Het Hof oordeelt verder dat geen alternatieven voor het koelsysteem hadden hoeven te worden onderzocht, omdat Duitsland ervan uitging dat geen negatieve gevolgen optreden als gevolg van de kolencentrale.

Beslissing
Het Hof veroordeelt Bondsrepubliek Duitsland vanwege het niet nakomen van de verplichtingen van artikel 6, lid 3, Habitatrichtlijn.