984. Afvalvergassing en syngasverbranding door de EPON op de Eemscentrale

De N.V. Elektriciteitsproductiemaatschappij Oost- en Noord-Nederland (EPON) heeft het voornemen om haar bestaande inrichting Eemscentrale1 uit te breiden met een installatie voor de vergassing van afvalstoffen. Het gaat hierbij in het bijzonder om mechanisch ontwaterd zuiveringsslib, almede residuen van de verdere verwerking van mechanisch ontwaterd zuiveringsslib en hoog calorische gevaarlijke afvalstoffen. De verwachte verwerkingscapaciteit bedraagt maximaal 100 MWthermisch. Dit komt overeen met een hoeveelheid zuiveringsslib van maximaal 200.000 ton per jaar op drogestofbasis.  Door de voorgenomen activiteit wordt een vermindering van het aardgasverbruik van de Eemscentrale verwacht van maximaal 3%. Volgens de huidige inzichten zal de installatie in het najaar van 2001 in bedrijf worden genomen.   1 Zie ook project 258.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
07-10-1998 Datum kennisgeving
07-10-1998 Ter inzage legging van de informatie
09-12-1998 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing a
08-03-2001 Kennisgeving MER
08-03-2001 Ter inzage legging MER
16-05-2001 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

In het richtlijnenadvies ried de Commissie aan om het MER speciaal te richten op: 

  • de (motivering van de) keuze van de toe te passen slibdroger en vergassingssystemen;
  • de acceptatiecriteria en -procedure;
  • de emissie en reiniging van afvalwater.
Tevens suggereerde zij om bij formulering van het meest milieuvriendelijke alternatief een mogelijkheid van minimalisering van afvalwaterlozing te beschouwen.

De richtlijnen zijn volledig gebaseerd op het richtlijnenadvies.

Tijdens de opstelling van het MER heeft EPON geconcludeerd dat zij haar initiatief wilde beperken tot niet-gevaarlijk afval; de vergunningaanvragen zijn daar ook op gericht.

Na ontvangst van het MER heeft de provincie EPON gevraagd een aanvulling te maken; naar aanleiding van andere vragen heeft EPON/Electrabel nieuwe schriftelijke informatie verstrekt.

De Commissie concludeerde dat het MER, de Aanvulling en de Toelichting de essentiële informatie bevatten voor een besluit over de vergunningenaanvragen zoals die bij het MER waren ingediend. Mocht Electrabel in de toekomst besluiten om alsnog gevaarlijk afval te gaan vergassen, dan volstaat de nu geleverde informatie niet en zou het bevoegde gezag moeten nagaan of een nieuwe m.e.r.-procedure of een (verdere) aanvulling op het MER nodig is.

In de beroepsprocedures was vooral de vraag of de emissies niet beperkt konden worden. De VROM-inspectie Noord heeft daarbij ten behoeve van de Milieufederatie Groningen de vergunningvoorschriften vergeleken met de eisen uit het Ontwerp-Besluit verbranden afvalstoffen. Daarbij kan worden geconcludeerd dat alle vergunningvoorschriften gelijk of scher per zijn dan de eisen van het Ontwerp-besluit verbranden afval.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. ir. Frank van den Aarsen
dr. ir. Bram Klapwijk
ir. Joke Koppius-Odink

Voorzitter: dr. ir. Joseph Geerards
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
N.V. EPON

Bevoegd gezag
Groningen
Rijkswaterstaat

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Groningen


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.4 tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval: verbranden of chemisch behandelen van >= 100ton per dag

Bijgewerkt op: 31 aug 2007