964. Near-shore windpark Noordzee
Het project beoogt de realisering van een éénma lig, in principe tijdelijk demonstratieproject near shore wind park (dat wil zeggen: binnen de 12 mijlskustzone) van ongeveer 100 MW, be staande uit zo’n 70 windtur bi nes van 1,5 MW. Doel van het project is op de eerste plaats om kennis en ervaring op te doen met het plaatsen van windturbines op zee wat betreft het functio ne ren, het onderhoud, de levensduur, de ecologische en mor fologische effecten, de maatschap pelijke acceptatie en de economische rentabiliteit. In de tweede plaats is het doel van het project het opwekken van duur zame energie. De opge dane kennis en ervaring moet plaatsing van wind turbineparken off shore (bui ten de twaalf mijlszone) tech nisch en economisch mo ge lijk maken.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
08-07-1998 Datum kennisgeving |
08-07-1998 Ter inzage legging van de informatie |
21-10-1998 Advies uitgebracht |
Toetsing |
16-02-2000 Kennisgeving MER |
16-02-2000 Ter inzage legging MER |
Toetsing a |
30-11-2000 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
Het zoekgebied voor de locatie is tot stand gekomen op grond van voorstudies en overleg met diverse groeperingen, waaronder bewonersorganisaties en de milieubeweging. De informatie in de voorstudies is door de Commissie bij het opstellen van het advies betrokken: het advies richt zich op de extra te verstrekken informatie.
Het zoekgebied is beschermd onder het Structuurschema Groene Ruimte en (delen ervan) de Habitat- en Vogelrichtlijn. Onderdeel van het MER moet daarom een nut- en noodzaakanalyse zijn: worden wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied aangetast? Zo ja, is er dan een zwaarwegend belang om het toch te doen, of kan het elders of anders? Als het doorgaat is mitigatie en compensatie met inzet van de best uitvoerbare technieken verplicht. In de brief waarin de Commissie om advies gevraagd wordt, stellen de initiatiefnemers dat bij het onderzoeken of de activiteit ook elders kan, naar hun mening geen alternatieven op het land onderzocht hoeven te worden, omdat het immers om een tijdelijk demonstratieproject voor het opdoen van ervaring met een windpark op zee gaat. De Commissie stelt in haar advies dat dit een juiste constatering is, mits onderbouwd kan worden dat het inderdaad uitsluitend om een demonstratieproject gaat. Onder andere moeten de volgende vragen beantwoord worden: is het zeker dat het project tijdelijk is? Is het zeker dat een off shore windpark - waarvoor het voornemen een demonstratieproject is – te zijner tijd te realiseren is gelet op bestaande regelgeving? Is het voornemen het meest effectieve demonstratieproject, of kan dit bijvoorbeeld ook - of beter - met een kleiner park, meerdere kleinere parken of een demonstratieproject offshore?
In de startnotitie zijn twee locaties als voorkeurslocatie genoemd: voor de kust van IJmuiden en in de Westerscheldemonding. Daarbij is echter aangegeven, dat uit de inspraak/advise ring of tijdens het MER ook nieuwe locaties naar voren kunnen komen. Naar de mening van de Commissie moet in ieder geval onderzocht worden of een locatie mogelijk is die - binnen het zoekgebied - zo ver mogelijk van de kust ligt, omdat dit naar verwachting op de belangrijkste milieueffecten beter zal scoren (effect op vogels en landschap en energieopbrengst). Het m.e.r.-traject heeft inderdaad een nieuwe locatie opgeleverd, de locatie Egmond. Deze locatie is tevens als voorkeurslocatie naar voren gebracht.
Een speciaal aandachtspunt is het belang van een goed monitoring- en evaluatieprogramma, inclusief een uitgebreide 0-meting (natuurwaarden in de huidige situatie). Omdat het voornemen gericht is op het opdoen van ervaring en kennis en deze waarschijnlijk ook gebruikt zal worden bij het ontwikkelen van normen en ruimtelijk beleid voor de Noordzee, moet het evaluatieprogramma ruimer opgezet worden dan bij een eenmalig windenergieproject, alleen gericht op energieproductie. De Commissie heeft daarvoor aanbevelingen gedaan in haar toetsingsadvies.
De Commissie heeft bij toetsing van het MER een essentiële tekortkoming gesignaleerd in de informatie over veiligheidsaspecten en milieugevolgen van calamiteiten, zoals aandrijvingen en aanvaringen door schepen. De aanvulling leverde voldoende informatie over dit aspect om een besluit over de locatie te kunnen nemen. De PKB geeft aan dat het wenselijk is in een latere fase een MER op te stellen voor de inrichting. Een besluit over de inrichting is m.e.r.-beoordelingsplichtig. De Commissie heeft in haar toetsingsadvies aangegeven eveneens aanleiding te zien voor een inrichtings-MER, aangezien het park gelegen is in een kerngebied van de ecologische hoofdstructuur Omdat de PKB ook aangeeft dat bij een besluit over de inrichting rekening kan worden gehouden met de stand der techniek op dat moment, biedt een inrichtings-MER mogelijkheden meer gedetailleerd inzicht te geven in de milieugevolgen van een windmolenpark op de gekozen locatie en aan aantal onzekerheden die zijn blijven bestaan over de milieugevolgen zoveel mogelijk weg te nemen. Ook het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen zal een hoofdpunt zijn van een inrichtings-MER, evenals de verdere invulling van monitoring en evaluatie.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
drs. ing. Arie van Beek |
ir. Bezuyen |
dr. Norbert Dankers |
drs. Rob Lambeck |
ir. Lon Schöne |
prof. dr. Joost Terwindt |
ir. Livina Tummers |
ir. Bob Wiekema |
Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: drs. Stefan Morel
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Ministerie van Economische Zaken |
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer |
Bevoegd gezag |
---|
Ministerie van Economische Zaken |
Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij |
Rijkswaterstaat |
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland; Nederland, provincie Zeeland; Nederland, provincie Zuid-Holland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C05.1 | tot 1-4-2011: Installaties in, op of boven zeebodem (m.u.v. boortorens) bevestigen, bij windmolens >= 15megawatt of >= 10 molens |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007