720. Verwijdering communaal en industrieel zuiveringsslib Zeeland

Door in werking treden van het BOOM1 per 1 januari 1995 mag een belangrijk deel van het Zeeuwse zuiveringsslib niet meer in de landbouw worden afgezet. Als gevolg van het (ontwerp-) Besluit stortverbod afvalstoffen zal stort per 1 januari 2000 worden verboden. Kwaliteitsverbetering of volumereductie van het slib is nauwelijks aan de orde. In het Zeeuwse milieubeleidsplan Kerend Tij 2 is daarom vastgelegd, dat voor communaal zuiveringsslib voor het jaar 2000 een alternatieve verwerkingsmethode beschikbaar moet zijn. De keuze dient in overleg met de waterschappen voor het jaar 1997 te worden vastgesteld. De voorgenomen activiteit omvat als uitwerking van Kerend Tij 2 de keuze van een doelmatige verwerkingsmethode van communaal zuiveringsslib en industrieel slib uit Zeeland, die vóór het jaar 2000 operationeel dient te zijn.    1 Besluit kwaliteit en gebruik Overige Organische Mest stoffen.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
17-08-1995 Datum kennisgeving
17-08-1995 Ter inzage legging van de informatie
16-10-1995 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
05-03-1997 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
06-03-1997 Kennisgeving MER
06-03-1997 Ter inzage legging MER
23-04-1997 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies

Opmerkingen bij de advisering

De startnotitie stelde voor om drie eindverwerkingstechnieken te beschouwen (verbranden, natte oxidatie en vergassen). In het richtlijnenadvies vroeg de Commissie integrale alternatieven te beschouwen en niet alleen in te gaan op de eindverwerking. Zij adviseerde om in het MER de samenhang te beschouwen tussen be- en verwerking, transport en locatiekeuzecriteria. Hierbij hoort een afweging van de uitgangspunten voor locatiekeuze voor afvalverwerkingsinrichtingen, zoals vastgelegd in de Streekplanuitwerking, tegen milieuhygiënische criteria (inclusief logistiek). 

In mei 1996 kreeg de Commissie een mededeling van de provincie, waarin verlenging van de m.e.r.-procedure werd aangekondigd. Slibverwerkingstechnieken, die ten tijde van de opstelling van de richtlijnen niet haalbaar werden geacht, waren niet meegenomen in de startnotitie. Bij de voorbereiding van het MER was echter gebleken, dat over enkele technieken de nodige gegevens niet tijdig konden worden aangeleverd, en dat er nieuwe (veelbelovende) technieken op de markt waren gekomen. De provincie vond, dat het MER aan waarde zou winnen, als informatie over deze technieken wel zou worden opgenomen. Hierdoor is zes maanden extra in het m.e.r.-planningsproces opgenomen. In plaats van in december 1996 is nu de planning dat de uitwerking van het milieubeleidsplan Kerend Tij II in juni 1997 door Provinciale Staten wordt vastgesteld.

De richtlijnen gingen dan ook uit van zes verwerkingstechnieken: naast verbranden, vergassen en nat oxideren zouden ook verglazen, composteren en thermisch drogen in het MER als verwerkingsmethoden moeten worden beschouwd.

Het MER beschouwde de verschillende technieken en kwam tot de conclusie dat natte oxidatie de meest milieuvriendelijke was. Op grond van verschillende overwegingen (kosten, flexibiliteit e.d.) werd een combinatie van verschillende technieken als voorkeursalternatief bestempeld.

Bij de toetsing vond de Commissie het MER voldoende informatie opleveren om het milieubelang in het besluit over de uitwerking van Kerend Tij II mee te wegen. Wel adviseerde zij om, als de provincie concreet zou moeten besluiten over al of niet biologisch drogen van het slib, nader te kijken welke eindverwerkingsmethoden er zijn voor biologisch gedroogd slib, en welke daarvan acceptabel en onacceptabel zijn. In het MER was namelijk zonder duidelijke motieven aangenomen dat de provincie het storten van biologisch gedroogd slib zou uitsluiten.

Ook adviseerde de Commissie om de voor- en nadelen van export naar het buitenland nader te bezien, als zich een concreet initiatief daartoe zou voordoen.

In hun antwoordnota van mei 1997 gaven GS aan, dat biologisch drogen van zuiveringsslib milieuhygiënisch minder ‘scoort’ dan vrijwel alle andere technieken – met uitzondering van thermisch drogen. Ze wil aanvullende technieken (vergassing/verbranding) stimuleren, maar ziet ook geen probleem bij de verwerking van biologisch gedroogd slib als tussenafdeklagen van stortplaatsen. Dit beschouwt zij niet als storten.

Ook gaven zij aan dat bij eventuele export de minister van VROM als bevoegd gezag zal moeten optreden; en dat zij overigens in dat geval Euregionale samenwerking zullen stimuleren.

De beleidsnota geeft aan, dat het provinciaal beleid ruimte biedt aan

● verbranding, mits de kosten acceptabel zijn;

● vergassing, waarschijnlijk in een grotere installatie;

● biologische droging, decentraal/centraal, met een stortverbod;

● thermisch drogen, mits de kosten acceptabel zijn en verdere verwerking acceptabel zal plaatsvinden;

● natte oxidatie, mits de kosten acceptabel zijn;

● proefprojecten voor nieuwe slibverwerkingstechnieken.

Medio 1998 is, na een proefperiode van een jaar en verbranding van circa 2000 ton zuiveringsslib, de slibvergassingsinstallatie in Borssele gesloten. Eind november 1999 is de volledige bedrijfsinventaris in de verkoop gegaan.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Henk Buijtenhek
ir. Jack Ebbenhorst

Voorzitter: ing. Emile Mastenbroek
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Zeeland

Bevoegd gezag
Zeeland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zeeland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.1 tot 1-4-2011: Beleid over afvalverwijderingsmethode, stort of locaties

Bijgewerkt op: 31 aug 2007