163. Stortplaats voor bouw- en sloopafval G.P. de Groot te Heiloo

De firma G.P. de Groot Recycling is van plan haar stortplaats voor bouw- en sloopafval af te graven en de vrijkomende afvalbestanddelen te hergebruiken. Het huidige terrein wil zij opnieuw inrichten en uitbreiden voor een scheidingsinstallatie voor bouw- en sloopafval en stort van niet voor hergebruik in aanmerking komende reststoffen. Dit betekent dat uit het gestorte afval bruikbare bestanddelen zullen worden teruggewonnen en dat de in gebruik zijnde stortplaats alsnog zal worden geïsoleerd.   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
03-12-1987 Datum kennisgeving
03-12-1987 Ter inzage legging van de informatie
02-02-1988 Advies uitgebracht
Advies voor richtlijnen
Toetsing
21-06-1988 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
06-07-1988 Kennisgeving MER
06-07-1988 Ter inzage legging MER
12-09-1988 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Er is geen aparte kennisgeving opgesteld van de aanvulling op het MER. In het toetsingsadvies constateerde de Commissie, dat het voornemen van de initiatiefnemer met een aantal onzekerheden is omgeven. Dit gold vooral voor de samenstelling van het afval op de huidige stortplaats en de (daarmee samenhangende) afzetmogelijkheden van het af te graven materiaal. Volgens de Commissie zouden de geschatte percentages van mogelijk hergebruik verder moeten worden onderbouwd, op basis van bestaande en (voor zover te overzien) toekomstige kwaliteitseisen voor nuttig toepasbare materialen. De uitwerking van het stortplan zou daarom een scenario moeten bevatten, dat uitgaat van geringere hergebruiksmogelijkheden en/of een andere samenstelling van het af te graven materiaal. Over de activiteiten en daarmee samenhangende milieueffecten van compostering van GFT en agrarisch afval merkte de Commissie op, dat deze weliswaar in het MER waren behandeld, maar niet waren opgenomen in de vergunningaanvraag. De Commissie vroeg zich dan ook af, ter onderbouwing van welk besluit deze informatie zou dienen; wel merkte de Commissie op dat het zonder meer storten van agrarisch afval en GFT in beginsel niet meer op een dergelijke stortplaats zou thuishoren. 

Op 13 juli 1989 is de ontwerp-beschikking bekendgemaakt. Hierin is onder andere opgenomen, dat het milieuhygiënisch niet gewenst is om de stortplaats te voorzien van een vloeistofdichte bovenafdichting, vooral op grond van het uitgestelde uitlogingspatroon van deze voorziening op niet te voorzien tijdstip, zodat de nazorgperiode voor onbeperkte tijd wordt verlegd. Daarnaast is aangegeven dat ter verzekering van de eventuele uitvoering van nazorgactiviteiten met de vergunninghouder een overeenkomst zal worden gesloten om hiervoor geld te reserveren.

De geconstateerde leemten in informatie in het MER waren verwerkt in het evaluatieprogramma bij de beschikking. In het evaluatieprogramma was voor de aanleg-, gebruik- en nazorgfase aangegeven hoe, waar en wanneer informatie moest worden verzameld. Tevens was voorzien, dat ten minste binnen één jaar na het einde van de aanlegfase een evaluatierapport moet worden opgesteld. Vervolgens diende iedere vijf jaar een rapport te worden opgesteld gedurende de gebruik- en nazorgfase.

Er is nog steeds geen evaluatierapport van de aanlegfase (zie hierboven) beschikbaar.

 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. de Berg
prof. mr. Kees Lambers
ing. Mertens

Voorzitter: dr. Hans Cohen
Werkgroepsecretaris: drs. René Klerks

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
G.P. Groot Recycling BV, Heiloo

Bevoegd gezag
Noord-Holland
Hoogheemraadschap der Uitwaterende Sluizen in Kennemerland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
B00.5 scheiding van gewoon, van gevaarlijk afval, m.e.r.-pl. in Besluit 1994
D18.3 tot 1-4-2011: Wijzigen van inrichting voor diverse afvalstoffen

Bijgewerkt op: 31 aug 2007