1171. Strategienota voor het streekplan Noord-Holland

Ontwikkeling integrale ontwikkelingsvisie op de hoofdlijnen van het regionale ruimtelijke beleid voor de periode tot 2020   

Procedure en adviezen

Richtlijnen
31-05-2001 Datum kennisgeving
31-05-2001 Ter inzage legging van de informatie
02-08-2001 Advies uitgebracht
Toetsing
25-04-2002 Kennisgeving MER
25-04-2002 Ter inzage legging MER
18-07-2002 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Het effectrapport moet een bijdrage leveren aan de totstandkoming van een ontwikkelingsvisie voor het regionale ruimtelijke beleid. Het effectrapport heeft daardoor een strategisch en intergaal karakter. Voor concrete beleidsbeslissingen over locaties of tracés zullen opnieuw de m.e.r. procedures worden doorlopen. De Commissie vroeg in haar richtlijnen advies o.a. aandacht voor: 

  • de operationalisering van de gehanteerde doelstelling en de beschrijving van de feitelijke sturingsmogelijkheden van de provincie
  • de onderbouwing van de benodigde capaciteit voor waterberging, de infrastructuurcapaciteit en de behoefteraming voor woningbouw en bedrijventerreinen; in kwantiteit en kwaliteit
  • het beschrijven van de strategische visie van de provincie om van daaruit te komen tot ontwikkeling van ontwikkelingsalternatieven die de ‘hoeken van het speelveld’ dekken; dit leidt mogelijk tot andere alternatieve ontwikkelingsrichtingen dan in de startnotitie aangegeven.
  • het onderzoeken van een hoogwaardige OV verbinding Schiphol-Almere, in de vorm van bijvoorbeeld een doorgetrokken Rondje Randstad
  • de ruimtelijke consequenties die de provincie verbindt aan de (lange termijn) ontwikkeling van Schiphol
  • de ontwikkelingsalternatieven ook te toetsen op robuustheid en stuurbaarheid en bij alle aspecten het kwaliteitsaspect nadrukkelijk mee te laten wegen.
 

In de definitieve richtlijnen

 

In haar toetsingsadvies spreekt de Commissie haar waardering uit voor het initiatief om op dit strategische niveau m.e.r. in te zetten. Zij concludeert dat de SIER voldoende informatie geeft om een keuze op hoofdlijnen te kunnen maken voor een ruimtelijke ontwikkelingsrichting. Zij constateert tegelijkertijd dat een enkele essentiële keuzen met ruimtelijke consequenties nog niet gemaakt zijn, noch in de SIER noch in het concept ontwerp streekplan. Omdat deze keuzen pas in een volgende fase gemaakt gaan worden, formuleert de Commissie hiervoor een aantal aanbevelingen.

 

Geadviseerd wordt om bij de besluitvorming over het concept ontwerp streekplan:

  • een indicatie te geven van de ruimtebehoeften bij verschillende mate van (water) voorraadbeheer, daarbij een relatie te leggen met de beoogde functies van het water en op basis daarvan een principe voorkeur uit te spreken die het kader kan vormen voor uitwerkingen van het streekplan;
  • informatie te geven over de beschikbare ruimte ten westen van Amsterdam voor verplaatsing van bedrijven ten behoeve van inbreiding en de wijze waarop verplaatsing financieel begeleid wordt;
  • informatie te geven over de mogelijke effecten van nieuwe bedrijvigheid in “Het Nieuwe IJ” op de woongebieden van Amsterdam-West en Zuid-West;
  • aan te geven in welke mate toename in geluidhinder buiten de 20 Lden contour van Schiphol de voorkeur voor (prioritering van) uitleglocaties beïnvloedt;
  • aan de hand van een gevoeligheidsanalyse aan te geven in hoeverre de ligging van nieuwe uitleglocaties zou kunnen conflicteren met externe veiligheidsrisico’s van Schiphol die mogelijk hoger uitvallen dan nu wordt aangenomen;
  • aan te geven in hoeverre en op welke wijze vervoer van gevaarlijke stoffen meervoudig ruimtegebruik beïnvloedt (overkluizing) en welke consequenties ondertunneling heeft voor de routering van gevaarlijke stoffen en bouwprogramma’s;
  • aan te geven hoe de onzekerheid over de financiering van extra recreatief groen van invloed is op de keuze van het voorkeursmodel en terugvalopties te benoemen in geval tijdens de planperiode zou blijken dat onvoldoende geld beschikbaar komt;
  • bij de uitwerking van de hectares recreatief groen een duidelijke relatie te leggen met functies van waterberging en natuurontwikkeling.
 

Voor toekomstige vergelijkbare strategische effectrapportages adviseert zij:

  • de centrale doelstelling te vertalen in strategische beleidsdilemma’s en vanuit deze beleidsdilemma’s verschillende ontwikkelingsmodellen te ontwikkelen, die ‘de hoeken van het speelveld’ bestrijken;
  • een indicatieve berekening uit te voeren waarmee per model zicht wordt gegeven op het probleemoplossend vermogen van te treffen aanvullende maatregelen voor verkeer en vervoer.

    Betrokken partijen

    Samenstelling van de laatste werkgroep

    prof. dr. ir. Rob van der Heijden
    drs. Allard van Leerdam
    dr. Kees Leidelmeijer
    prof. dr. ir. Frans Maas
    ir. Sijmons

    Voorzitter: dr. Dick Tommel
    Werkgroepsecretaris: ir. Veronica ten Holder

    Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

    Initiatiefnemer
    Noord-Holland

    Bevoegd gezag
    Noord-Holland

    Overige gegevens

    Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland


    Categorieën Besluit m.e.r.

    Code Omschrijving
    002 Vrijwillige m.e.r.

    Bijgewerkt op: 31 aug 2007