1026. Woningbouwlocatie (concessie) IJburg tweede fase, Amsterdam
Het voornemen betreft de landaanwinning voor de tweede fase van de woningbouwlocatie IJburg in het IJmeer, gemeente Amsterdam. De tweede fase omvat ongeveer 9500 woningen verdeeld over verschillende eilanden.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
26-05-1999 Datum kennisgeving |
26-05-1999 Ter inzage legging van de informatie |
13-08-1999 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
07-06-2000 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer |
14-06-2000 Kennisgeving MER |
14-06-2000 Ter inzage legging MER |
15-09-2000 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
De besluitvorming met behulp van m.e.r. over de landaanwinning voor de tweede fase van de woningbouwlocatie IJburg in het IJmeer vormt een stap in een lange reeks van besluiten over de realisatie van de locatie. Deze m.e.r. is de vijfde m.e.r. in deze reeks. De eerste m.e.r. (projectnummer 112) werd uitgevoerd voor de Nota van Uitgangspunten voor de gehele locatie die toen nog Nieuw Oost heette. Vervolgens werden m.e.r.'s gestart voor de besluitvorming voor de planologische inpassing van de eerste en de tweede fase van IJburg (projectnummers 122 en 629) en de concessieverlening voor het land maken voor de eerste fase (projectnummer 788). Daarnaast heeft Amsterdam besloten om het principe van m.e.r. ook toe te passen in de beoordeling van milieu-informatie ten behoeve van vervolgbesluiten o.a. in de sfeer van de ste denbouwkundige ontwikkeling van delen van de eerste en de tweede fase. Dit proces dat door Amsterdam wordt aange duid met evaluerend ontwerpen heeft ertoe geleid dat het milieubelang in alle genoemde besluiten een volwaardige rol heeft kunnen spelen en steeds deel uitmaakte van het voortschrijdende ontwerp van de locatie.
In de concessieverlening voor de eerste fase van IJburg (d.d. 7 februari 1997) is geen evaluatieprogramma vastgesteld. Met het oog hierop beval de Commissie in het advies voor richtlijnen aan om in de concessieverlening voor de tweede fase een evaluatieprogramma vast te stellen dat van toepassing is op zowel de eerste als op de tweede fase van IJburg. Deze aanbeveling werd overgenomen in de richtlijnen.
In het MER komen drie alternatieve combinaties voor van het landmaken met stedenbouwkundige modellen voor de tweede fase. Teneinde een voorkeurscombinatie te kunnen aanwijzen stelde Amsterdam een Afwegingsnota op voorafgaand aan de bekendmaking van het MER. Het concept van die Afwegingsnota werd in het kader van het evaluerend ontwerpen ter toetsing voorgelegd aan de Commissie voor de m.e.r.. Het toetsingsrapport over de concept Afwegingsnota dat de Commissie uitbracht op 24 maart 2000 vormde derhalve een soort voortoetsing van het MER. Uit oogpunt van m.e.r. is het van belang dat de keuze van Amsterdam het combinatiealternatief betreft dat geheel uitgaat van de methode van land maken door ophoging met zand. De optie voor inpoldering is daarmee definitief van de baan.
De concessie werd verleend op 13 september 2001 aan Amsterdam. In de concessieverlening komen alle punten aan de orde die ook zijn aangegeven in het toetsingsadvies, inclusief het land maken door ophoging versus polderaanleg, de waterstaatkundige veiligheid, mogelijke beïnvloeding van het bodemarchief door zetting en de uitvoering van “een passende beoordeling” volgens de Habitat- en Vogelrichtlijn van de EU en het Structuurschema Groene Ruimte.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
prof. dr. ir. Eco Bijker |
ir. Henk Buijtenhek |
Rik Herngreen |
drs. Jan Hoogendoorn |
dr. Heiko Nieboer |
ir. Jan Termorshuizen |
Voorzitter: ir. Maarten van Dis
Werkgroepsecretaris: drs. Jules Scholten
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
gemeente Amsterdam |
Bevoegd gezag |
---|
Rijkswaterstaat |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C13.0 | tot 1-4-2011: Landaanwinning, droogmakerij, indijking >= 200ha |
Bijgewerkt op: 16 jan 2008