Stichting LaMer wil in de periode 2028-2037 ongeveer 150 miljoen m³ zand winnen uit de Noordzee. Dit zogeheten ophoogzand is nodig voor onder andere de bouw van woningen en het aanleggen van infrastructuur. Voordat over deze zandwinning besloten wordt, worden de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport.
Hoofdpunten uit het advies
Advies reikwijdte en detailniveau
Op dit moment wordt het programma Noordzee herzien met een apart milieueffectrapport. De Commissie adviseert om in acht te nemen wat het aangepaste Programma Noordzee over de zandwinningen zegt.
Ook is het nodig om de noodzaak van de hoeveelheid te winnen zand beter te onderbouwen. Zandwinning heeft namelijk gevolgen voor onder andere de morfologie en ecologie van de Noordzee. Door de toenemende drukte op de Noordzee - met onder andere windparken, kabels, leidingen en scheepvaart – is het belangrijk om in het milieueffectrapport ook te kijken naar de langere termijn. Alleen dan kunnen robuuste keuzes worden gemaakt over de zandwinning, die passen binnen een toekomstbestendige inrichting van de Noordzee.
Tegelijkertijd met dit project wordt ook een andere vergunning aangevraagd voor grootschalige zandwinning op de Noordzee. Dat gaat over ‘suppletiezand’, dat gebruikt wordt voor de kustverdediging van Nederland. Onderzoek voor beide zandwinningen ook nadrukkelijk wat dit in combinatie betekent voor de bodem en de biodiversiteit, schrijft de Commissie tot slot.