De installatie zou een verwerkingscapaciteit moeten krijgen van 221.500 ton/jaar, en zou ertoe moeten dienen de aangevoerde natte mest te scheiden in een dikke mest en gier. De dikke mest zou dan per schip buiten de regio worden afgezet. De gier wordt biologisch gezuiverd; het effluent wordt via de rioolwaterzuiveringsinstallatie Venlo geloosd op de Maas.
Hoofdpunten uit het advies
Het advies van de Commissie was om de ontheffing te verlenen. Zij heeft bij haar overwegingen een rol laten spelen dat de druk van het mestoverschot op het milieu in de regio zal verminderen, maar dat anderzijds nieuwe milieuproblemen ontstaan, met name door lozing van zouten en eutrofiërende stoffen op de Maas. De Commissie stelde met nadruk dat van een eventuele ontheffing geen precedentwerking zou mogen uitgaan.
De Ministers volgden het advies van de Commissie. Een klein jaar later besloot de Raad van State op een beroep dat was ingesteld door de buurtvereniging De Drey Weag uit Kronenburg, om de verleende vergunning te schorsen. De argumentatie hiervoor was dat “de onderhavige activiteit een nieuwe afvalstroom creëert met belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, waardoor op korte termijn geen oplossing is aangedragen”.
In november 1989 vernietigde de Raad van State het ontheffingsbesluit en verklaarde de daarop verleende vergunning nietig.
In zijn uitspraak voerde de Raad van State aan dat de Commissie voor de m.e.r. de ontheffing slechts onder bepaalde, nader in haar advies genoemde, voorwaarden mogelijk geacht had. De Raad van State was van oordeel dat “deze wijze van ontheffingsverlening onder voorwaarden zich niet verdraagt met het systeem van de Wet algemene bepalingen milieuhygiëne”.
Daarnaast was de Raad van oordeel dat “de uit de voorgenomen activiteit voortvloeiende nadelige gevolgen voor het milieu niet in voldoende mate worden ondervangen door de omstandigheden waaronder zij worden ondernomen, en mitsdien voor verweerder aanleiding hadden behoren te vormen voor weigering van de gevraagde ontheffing.”