Met dit initiatief wordt beoogd gebieden aan te wijzen voor de winning van oppervlaktedelfstoffen in het IJsselmeer, het Markermeer en de Randmeren. Het gaat hierbij met name om de winning van ophoogzand, maar ook om metselzand en zand ten behoeve van de betonindustrie, de kalkzandsteenindustrie en de asfaltindustrie. Er wordt uitgegaan van een te winnen hoeveelheid aan oppervlaktedelfstoffen van 100 miljoen m³ in de periode tot 2000, waarvan circa 90 miljoen m3 ophoogzand.
Hoofdpunten uit het advies
De startnotitie gaf aan dat het MER zou worden toegespitst op de winning van ophoogzand omdat met name die winning betrekking zou hebben op winplaatsen groter dan 100 ha – de grens voor de m.e.r.-plicht. Bij het richtlijnenadvies adviseerde de Commissie om het onderwerp van het MER niet te beperken tot ophoogzand, omdat de winning van andere oppervlaktedelfstoffen overeenkomstige milieugevolgen zou kunnen hebben. Ook adviseerde de Commissie om niet alleen de winningslocaties vanaf 100 ha te beschouwen. De Commissie wees tevens op het belang van coördinatie tussen deze procedure en de procedure voor het Regionaal Ontgrondingenplan Noordzee1.
In het MER zijn de winning van ophoogzand, beton- en metselzand, zand voor de kalkzandsteenindustrie en de asfaltindustrie, klei en keileem beschreven.
Naar aanleiding van het MER Zand boven water (deel 2) heeft de Commissie een aantal vragen geformuleerd. In een aanvulling op het MER (deel 3 van Zand boven water is hierop een antwoord gegeven. De vragen hadden betrekking op hydrologische, fysisch-limnologische, saliniteitseffecten van de winning, op veranderingen in algensoorten, en op de effecten van geconcentreerde zeer diepe winning.
In het toetsingsadvies kwam de Commissie tot de conclusie dat het MER (deel 2 van de nota) en de aanvulling (deel 3 van de nota) tezamen voldoende informatie bieden om een besluit op te baseren. Wel plaatste zij kanttekeningen. Zo ontbrak inzicht in de verandering van algensoorten; ook ontbrak nog een evaluatieprogramma.
Bij het advies tekende de Commissie aan dat het alternatief met geconcentreerd diep winnen wel eens milieuvriendelijker zou kunnen zijn dan in het MER was aangegeven. Zij adviseerde om voor de volgende planperiode hier meer aandacht aan te besteden en om daarbij gebruik te maken van de informatie die werd verzameld bij de m.e.r. voor zeer diepe winning van be ton- en metselzand in de Westvaarderswadden2.
In 1998 startte een nieuwe m.e.r.-procedure; deze betrof het ontgrondingenbeleid voor het IJsselmeergebied voor de periode 2000 – 20103.
1 Zie project 158.
2 Zie project 455.
3 Zie project 979.