1653

Luchthaven Lelystad fase 1

Het voornemen behelst de gefaseerde ontwikkeling van luchthaven Lelystad tot “business Airport”. Het MER heeft betrekking op fase 1 (= huidige aanwijzing) en zal ingaan op de maximaal mogelijke, toekomstige ontwikkeling.

In fase 2 zal de exploitant optreden als initiatiefnemer en zal meer in detail worden ingegaan op groeimogelijkheden.


 

Hoofdpunten uit het advies

In het MER moet aangegeven worden hoe de twee fasen van de ontwikkeling van de luchthaven zich onderling en met de PKB Maastricht en Lelystad verhouden. 

De Commissie adviseert om in het MER voor fase 1 geen aandacht te schenken aan de meest waarschijnlijke ontwikkelingsoptie van de exploitant. De initiatiefnemer voor fase 1 is immers niet gelijk aan de initiatiefnemer voor fase 2. Dit kan leiden tot onduidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. Het is tevens niet zeker of de aannames die de initiatiefnemer van fase 1 maakt bij het alternatief “ontwikkelingsoptie exploitant” daadwerkelijk overeenkomen met de wensen van de initiatiefnemer bij fase 2. De Raad van State stelt expliciet dat bij de beoordeling van de m.e.r.-plicht niet alleen naar fase 1 moet worden gekeken, maar tevens naar “de voorzienbare verdere ontwikkeling van vliegveld Lelystad, zoals neergelegd in de PKB Maastricht en Lelystad”1. Voor fase 1 kan volstaan worden met het aangeven van de maximaal mogelijke ontwikkeling voor fase 2. De initiatiefnemer voor fase 2 zal in het separaat MER aan moeten tonen dat zijn voornemen voldoet aan de randvoorwaarden uit de PKB.

In het richtlijnenadvies heeft de Commissie aangegeven dat de hoofdpunten in het MER geluid, luchtkwaliteit en eventuele aantasting van de natuur zijn. In het MER zijn de milieueffecten goed in kaart gebracht. Er is echter geen schatting gemaakt van de veiligheidsrisico’s van het helikopterverkeer, waardoor het groepsrisico in werkelijkheid hoger is dan in het MER wordt aangegeven. Door de beperkte omvang van het groepsrisico acht de Commissie dit echter geen essentiële tekortkoming.

1 citaat uit uitspraak RvS 20040854/1 d.d. 4 mei 2005.

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. Ben Ale

dr. ir. Boone

drs. Adrie de Jong

ing. Rob Vogel

voorzitter

dr. Dick Tommel

werkgroepsecretaris

ir. Ingrid de Bondt

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Rijkswaterstaat, Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer

Initiatiefnemer

Rijkswaterstaat

Laatste advies uitgebracht op

14 juli 2006