De gemeente Boxtel wil haar bestemmingsplan buitengebied integraal herzien. Een aantal onderdelen van het vigerende bestemmingsplan van 2006 had de Raad van State vernietigd en aan enkele andere delen had de provincie Noord-Brabant goedkeuring onthouden. Bovendien moeten er enkele nieuwe ontwikkelingen in het plan worden opgenomen, waaronder de vestigingsruimte voor de intensieve veehouderij.
Hoofdpunten uit het advies
Toetsingsadvies
De Commissieheeft tijdens de toetsing aan de wettelijke inhoudseisen tekortkomingen geconstateerd in het MER en de daarbij behorende Passende beoordeling:
- In het MER en de Passende beoordeling is niet uitgegaan van de ontwikkelingen met aanzienlijke milieugevolgen die het ontwerp bestemmingsplan buitengebied maximaal mogelijk maakt (de zogenaamde worst case situatie).
- De referentiesituatie in het MER is onvoldoende onderbouwd.
- In de Passende beoordeling zijn de effecten op de Natura 2000-gebieden niet vergeleken met de huidige feitelijke situatie.
De gemeente heeft naar aanleiding daarvan een aanvulling op het MER gemaakt. De Commissie is van oordeel dat het MER en de aanvulling daarop voldoende informatie bevatten voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over het bestemmingsplan. Uit de aanvulling blijkt onder andere dat aantasting van de natuurlijke kenmerken van de omringende Natura 2000-gebieden als gevolg van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt niet kan worden uitgesloten.
Richtlijnenadvies
De Commissie adviseert in het MER in ieder geval de volgende punten te beschrijven:
- Een duidelijke beschrijving van de relevante onderdelen van het bestemmingsplan op basis van de maximale ruimte die het bestemmingsplan zal bieden.
- Een onderbouwing van de totstandkoming van alternatieven en een beschrijving van de gehanteerde referentiesituaties (huidige situatie en autonome ontwikkelingen).
- De bijdrage van het voornemen aan de ontwikkeling van natuur en landschap en de cultuurhistorische waarden en de mogelijke positieve en negatieve effecten daarop.
- De ‘milieugebruiksruimte’ in het plangebied, die met name bepaald wordt door natuur (vermestende en verzurende stoffen), geur, landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie).
- De maximaal mogelijke effecten van het voornemen op natuur, door met name depositie van verzurende/vermestende stoffen op de Natura 2000-gebieden, beschermde natuurmonumenten en de Groene Hoofdstructuur.
- Een publieksvriendelijke en zelfstandig leesbare samenvatting, met voldoende onderbouwend kaartmateriaal.