ECLI:NL:RVS:2012:BX1082

Betreft Azewijn
Datum uitspraak 11-07-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden bestemmingsplannen, buitengebied, landbouwontwikkelingsgebied (LOG), maximale mogelijkheden, Montferland, bestuurlijke lus
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201102668/1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De effecten van de maximale planologische mogelijkheden zijn niet in beeld als de in het MER voor een LOG onderzochte aantallen veehouderijen niet overeenkomen met het hogere, maximale aantal veehouderijen dat is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Zie voor een uitspraak over een ander deel van het LOG waarin verwezen wordt naar deze uitspraak ABRvS 23 januari 2013 (zaaknr. 201102716/1/R2 en 201112450/3/R2).

NB Het plan-MER bestemmingsplan LOG Azewijn is niet ter toetsing voorgelegd aan de Commissie m.e.r.

Casus

Op 2 december 2010 is door de gemeenteraad van Oude IJsselstreek het bestemmingsplan “Bestemmingsplan thematische herziening Landbouwontwikkelingsgebied Azewijn” vastgesteld. Met het bestemmingsplan Azewijn wordt het reconstructieplan Achterhoek en Liemers uitgewerkt. In het plan zijn vier wijzigingsbevoegdheden opgenomen waarmee nieuwe intensieve veehouderijen zich kunnen vestigen. Tevens kunnen bestaande agrarische bedrijven worden gewijzigd in een intensieve veehouderij. Daarnaast is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de oppervlakte van het bouwperceel te wijzigen of vergroten. Appellant heeft tegen de vaststelling van het bestemmingsplan beroep ingesteld.

Appellant is tegen de bepalingen in het plan waarmee de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijen mogelijk wordt gemaakt. Ook betoogt zij dat het plan afwijkt van het GGD-advies met betrekking tot geur en gezondheidsaspecten ten aanzien van het landbouwontwikkelingsgebied Azewijn.

Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling overweegt dat een plan-MER is opgesteld door de gemeenten Oude IJsselstreek en Monterland tezamen, namelijk het plan-MER bestemmingsplan LOG Azewijn. In het plan-MER is vermeld dat in het landbouwontwikkelingsgebied zal worden gezocht naar vestigingsruimte voor maximaal vijftien intensieve veehouderijen met als onderbouwing voor die keuze dat aan dat aantal behoefte zal zijn. Als maximum alternatief is in het plan-MER rekening gehouden met vijftien nieuwe intensieve veehouderijen en een doorgroei van bestaande bedrijven naar intensieve veehouderij van 50% in het landbouwintwikkelingsgebied. Met deze aantallen is het maximale negatieve effect van het bestemmingsplan berekend. Daaruit wordt geconcludeerd dat vijftien nieuwe intensieve veehouderijen en een uitbreiding van bestaande bedrijven met 50% slechts een beperkt negatief effect zal hebben op de omgeving. In het plan-MER wordt ook vermeld dat het GGD-advies niet leidt tot het opnemen van andere afstanden in het plan.

Echter, in het plan zijn geen regels opgenomen om de wijzigingsbevoegdheid te beperken tot de aantallen waarmee rekening is gehouden in het plan-MER. Bij de beoordeling van de gevolgen voor het milieu moet met de maximale mogelijkheden van het bestemmingsplan rekening worden gehouden. De Afdeling volgt de raad niet in zijn betoog dat het alleen in theorie mogelijk is dat zich meer dan vijftien bedrijven zouden willen vestigen. Door geen beperking aan de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan op te nemen heeft de gemeenteraad het besluit niet met de vereiste zorgvuldigheid genomen.
 
Hierom zal de Afdeling het besluit vernietigen.

Om de besluitvorming te versnellen bespreekt de Afdeling wel de overige gronden. Daarbij gaat de Afdeling uit van een beperking van de maximale mogelijkheden in het bestemmingsplan tot de maximaal onderzochte aantallen uit het plan-MER:

Geur
Ten aanzien van het geuraspect overweegt de Afdeling dat in de planregels is opgenomen dat bij het gebruik van de wijzigingsbevoegdheid moet worden getoetst of sprake is van een aanvaardbaar leefklimaat. Dit betoog faalt.

Gezondheid
Wat betreft het gezondheidsaspect overweegt de Afdeling dat de grotere afstanden niet blijken uit het GGD-advies voor het LOG Azewijn, maar een algemeen informatieblad betreffen. Daarin wordt een tot drie kilometer afstand tot geadviseerd. Echter, omdat het blad niet specifiek voor deze situatie is en ook de afstandseis geen harde eis, had de raad de afstanden die in het plan zijn opgenomen, mogen vaststellen. Dit betoog faalt ook.

De overige gronden leiden niet tot noodzakelijke veranderingen van het besluit.

Uitspraak
Het beroep tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan " Thematische herziening Landbouwontwikkelingsgebied Azewijn" is gegrond. Het besluit wordt vernietigd.