ECLI:NL:RVS:2012:BW1601

Betreft Bestemmingsplan Panama, Amsterdam
Datum uitspraak 11-04-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig (tussenuitspraak)
Trefwoorden Amsterdam, Activiteitenbesluit, geluid, bestemmingsplannen, plan-m.e.r.
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201005158/1/T1/R2

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • Bestaand gebruik hoeft niet te worden meegeteld bij het vaststellen of er een drempel van de m.e.r.-richtlijn is overschreden en de vraag of een m.e.r. moet worden doorlopen.
  • Inhoudelijk speelt bestaand gebruik wel een rol bij de vraag of van aanzienlijke milieugevolgen sprake is.

NB Deze uitspraak is onder het oude Besluit m.e.r. 1994 gedaan. In het nieuwe Besluit mer zoals dat sinds 1 april 2011 geldt, staan recreatieve en toeristische voorzieningen (w.o. een discotheek) niet als zodanig benoemd. In bepaalde situaties valt het (in combinatie met andere activiteiten) onder een stedelijk ontwikkelingsproject in de nieuwe categorie D 11.2.

Casus

Bij besluit van 6 april 2010 heeft de deelraad van Zeeburg, thans stadsdeel Oost, gemeente Amsterdam, het bestemmingsplan "Oostelijke Handelskade 4" vastgesteld. Met het bestemmingsplan wordt restaurant/ discotheek Panama bestemd. De StAB heeft een deskundigenbericht uitgebracht aan de Afdeling. Enkele m.e.r.-relevante beroepsgronden worden hieronder besproken.

M.e.r.-plicht
Appellanten voeren aan dat ten onrechte geen MER is opgesteld ten behoeve van het plan terwijl restaurant/discotheek Panama meer dan 250.000 bezoekers kan verwachten. De deelraad heeft, aldus appellanten, ten onrechte alleen gekeken naar de toename in aantal bezoekers door de discotheek en de te verwachten bezoekers van het restaurant niet meegeteld. De gemeenteraad meent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld omdat het aantal van 250.000 bezoekers niet overschreden zal worden door de uitbreiding met de discotheek.

Geluid
Appellanten hebben twijfels of de geluidhinder daadwerkelijk voorkomen kan worden omdat de geluidwerende voorzieningen kostbaar zijn, de discotheek gevestigd is in een monument en het soort muziek dat gedraaid wordt. De raad heeft een akoestisch onderzoek laten uitvoeren. Hieruit blijkt dat bij het maximale geluidsniveau de geluidnormen uit artikel 2.17 Barim worden overschreden. Deze overschrijdingen kunnen worden voorkomen door geluidwerende voorzieningen te treffen.

Overwegingen van de bestuursrechter
Ad m.e.r.-plicht
In onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. 1994 (oud) is in de toenmalige categorie 10.1 bepaald dat beoordeeld moet worden of een MER dient te worden gemaakt in het kader van het bestemmingsplan dat ‘voorziet in de aanleg, wijziging of uitbreiding van één of meer recreatieve of toeristische voorzieningen in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een voorziening die 250.000 bezoekers of meer per jaar aantrekt’. Bij de voorbereiding van het plan heeft de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam onderzoek verricht naar de verwachte bezoekersaantallen van de toegelaten discotheek. Hieruit is gekomen dat voor de toe te laten discotheek een bezoekersaantal van 120.000 verwacht.
De Afdeling overweegt dat het betreffende restaurant eerder bestemd is op grond van het vorige bestemmingsplan en dus als bestaand gebruik kan worden bestempeld. In het midden kan blijven of het restaurant ook onder D 10.1 valt. De Afdeling overweegt dat er voor de beoordeling of er een MER moet worden gemaakt uitsluitend naar de aanleg van of uitbreiding met de discotheek hoeft te worden gekeken. De deelraad heeft terecht alleen onderzoek naar het bezoekersaantal van de discotheek gedaan. Wel heeft de deelraad bij het onderzoek voor het bestemmingsplan zowel de bezoekersaantallen van de huidige discotheek betrokken als naar de ontwikkeling binnen de potentiële doelgroep en bezoekersaantallen van andere Amsterdamse uitgaansgelegenheden. De deelraad heeft terecht gemeend geen MER te hoeven opstellen. Er is ook geen m.e.r.-beoordelingsplicht voor het project dat door het plan wordt mogelijk gemaakt. Bovendien voorziet het plan niet in een project dat is genoemd in bijlage II van de M.e.r.-richtlijn (85/337/EEG).
Opm. Hoewel dit niet expliciet wordt gemaakt, betekent dit dat hierdoor niet naar andere factoren dan het aantal bezoekers hoeft te worden gekeken zoals uit de uitspraak van het Hof van oktober 2009 volgt.

Ad geluid
De deelraad heeft zich volgens de Afdeling op het standpunt kunnen stellen dat de geluidnormen uit art. 2.17 van het Barim een aanvaardbaar woon- en leefklimaat met zich brengen. Echter er is geen zekerheid verkregen dat overschrijdingen van de geluidnormen niet zullen plaatsvinden. Er is niet in het plan opgenomen dat het niet mogelijk is om hogere grenswaarden vast te stellen voor geluid. Blijkens de hoge kosten van geluidwerende voorzieningen is het zeer denkbaar dat hierom een verzoek door de initiatiefnemer zal worden gedaan. Het is de vraag of er met een verhoging van de grenswaarden nog sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De Afdeling meent dat de deelraad heeft nagelaten in het bestemmingsplan op te nemen dat het geluidniveau van art. 2.17 Barim zal worden gewaarborgd of dat anders moet worden gemotiveerd hoe bij een hoger geluidsniveau er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Het vaststellen van hogere waarden bij maatwerkvoorschrift krachtens artikel 2.20 van het Barim betekent niet dat nog een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de omwonenden is gegarandeerd. Bij de beoordeling of dan sprake is van een goed woon- en leefklimaat moeten alle omgevingsfactoren te worden betrokken. Hierbij speelt onder meer een rol dat in de notitie is vermeld dat het energetisch gemiddeld muziekniveau in de toegelaten discotheek 100 dB(A) bedraagt en ter zitting is gebleken dat de afstand van de toegelaten discotheek tot de dichtstbijzijnde woningen 25 meter is.

Uitspraak
De Afdeling doet een tussenuitspraak en geeft de stadsdeelraad de gelegenheid het gebrek wat betreft de motivering met betrekking tot geluidhinder te herstellen of het besluit op dit punt te wijzigen door vaststelling van een andere planregeling. Binnen 24 weken moet het gebrek zijn hersteld.