ECLI:NL:RVS:2018:3773
Betreft | NRG Petten |
---|---|
Datum uitspraak | 21-11-2018 |
Rechtsprekende instantie | Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
Proceduresoort | Eerste aanleg - meervoudig |
Trefwoorden | afval, kernenergie, energie, opslag, vergunningen, Petten |
Bronnen vindplaats | Zaaknummer 201709786/1/A1 |
Conclusies voor de m.e.r. praktijk
- De goedkeuring van een plan van aanpak voor de verwerking en afvoer van radioactief afval is geen vergunning of wijziging van een vergunning als bedoeld in categorie D23.1 of D23.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.
- Een plan van aanpak is geen plan of vergunning als bedoeld in de Wet natuurbescherming.
- Afzonderlijke inspraak over een plan van aanpak is niet verplicht.
Casus
Op 1 juni 2017 heeft de minister van Infrastructuur en Milieu (nu: Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming) het plan van aanpak Radioactive Waste Management Programme (RWMP) van Nuclear Research and consultancy Group v.o.f. (NRG), onder het stellen van voorwaarden, goedgekeurd tot 1 november 2019. Het RWMP heeft betrekking op de verwerking en afvoer van radioactief afval dat is opgeslagen op de Onderzoekslocatie Petten. De bestaande Kernenergiewet-vergunning van NRG stelt dat de minister wijzigingen in het plan van aanpak moet goedkeuren.
Appellante voert aan dat de minister het RWMP niet had mogen goedkeuren omdat daaraan geen milieueffectrapport of m.e.r.-beoordeling ten grondslag ligt en de milieugevolgen ook verder onvoldoende zijn bekeken. Zij menen dat de in het RWMP opgenomen wijzigingen in de bedrijfsvoering van onderzoekslocatie Petten mogelijk nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Ook menen zij dat alternatieven voor de wijze van afvoer en verwerking bekeken hadden moeten worden. Door het ontbreken van m.e.r. is geen adequate mogelijkheid voor inspraak geboden. Zij wijst ook op de uitspraak van de Afdeling van 10 oktober 2007(ECLI:NL:RVS:2007:BB5231). Daaruit blijkt dat het opknippen van een project, waardoor de milieueffecten niet in hun geheel en in samenhang worden beoordeeld, niet is toegestaan. Daar komt bij dat aan de oorspronkelijke vergunning en eerdere wijzigingen van de voorschriften, geen m.e.r. ten grondslag ligt.
Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 17 november 2016 (Stadt Wiener Neustadt, ECLI:EU:C:2016:882) moet dan alsnog een m.e.r. worden doorlopen. Daarnaast is volgens appellante ten onrechte geen Passende beoordeling op grond van de Wet natuurbescherming gemaakt.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling constateert dat het RWMP geen aanvraag om toestemming betreft voor het uitvoeren van de daarin opgenomen activiteiten en maatregelen. Voor die activiteiten en maatregelen kan een afzonderlijke vergunning of toestemming nodig zijn. Het goedkeuringsbesluit komt niet in de plaats van een dergelijke vergunning of toestemming. Uitvoering van het RWMP is dan ook alleen mogelijk als de bestaande vergunning of een nog te verlenen vergunning of toestemming daarin voorziet.
De goedkeuring van het RWMP is geen verlening van een vergunning of wijziging van een verleende vergunning. Op grond van het Besluit m.e.r., categorie D23.1 of D23.2, is voor het goedkeuringsbesluit geen m.e.r. of m.e.r.-beoordeling vereist.
De verwijzing naar het arrest van het Hof gaat niet op, omdat het RWMP geen vergunning of andere toestemming omvat. De bestaande vergunning en de wijziging daarvan staan in het onderhavige geding niet ter beoordeling.
De Afdeling oordeelt verder dat het RWMP geen plan is als bedoeld in de Wet natuurbescherming. Ook is het geen vergunning voor een project als bedoeld in de Wet natuurbescherming. De Minister hoefde de milieugevolgen ook niet afzonderlijk te beoordelen of aan inspraak te onderwerpen.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep ongegrond.