ECLI:NL:RVS:2012:BY5911

Betreft Bestemmingsplan Kersenbaan te Amersfoort
Datum uitspraak 12-12-2012
Rechtsprekende instantie  Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Proceduresoort Eerste aanleg - meervoudig
Trefwoorden Amersfoort, wegen, bestemmingsplannen, m.e.r.-beoordeling, vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bronnen vindplaats Zaaknummer 201104973/1/R4

Conclusies voor de m.e.r. praktijk

  • De Afdeling toetst niet ambtshalve of er een vormvrije m.e.r.-beoordeling had moeten worden uitgevoerd; appellanten moeten hier dus actief en onderbouwd (zie bijvoorbeeld ABRvS 21 november 2012, zaaknr. 201103782/1/A4) op wijzen.

NB1 De Afdeling heeft eerder uitspraken gedaan waarin het begrip autoweg aan de orde kwam. Zie onder andere:
- ABRvS 25 mei 2012, zaaknr. 201004200/1/M3 inzake de Randweg Strijen; en
- ABRvS 7 maart 2012, zaaknr. 201106311/1/T1/R4 inzake het inpassingsplan Noordhorn - Zuidhorn.

NB2 Deze uitspraak valt nog onder het oude Besluit m.e.r. De definitie van ‘autoweg’ is dezelfde gebleven. Wel is per 1 april 2011 categorie 1.1 (hoofdweg) vervallen.

Casus

Bij besluit van 15 maart 2011 heeft de gemeenteraad van Amersfoort het bestemmingsplan “Leusderkwartier-Kersenbaan” vastgesteld. Het bestemmingsplan voorziet in de tweede fase van de aanleg van de Kersenbaan vanaf de reeds aangelegde Kersenbaan naar de aansluiting op de A28. In deze samenvatting wordt uitsluitend gekeken naar de m.e.r.-beroepsgronden. Appellanten betogen dat er een MER had moeten worden gemaakt dan wel bezien had moeten worden of een MER had moeten worden gemaakt voor de aanleg van Kersenbaan die met dit besluit wordt mogelijk gemaakt. De gemeenteraad meent dat er geen sprake is van een autoweg als bedoeld in art 1 van onderdeel A van het Besluit m.e.r. waardoor m.e.r. niet aan de orde is.

Overwegingen van de bestuursrechter
In de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud) wordt in categorie 1.3 en categorie 1.1 bepaald dat een MER dient te worden gemaakt dan wel beoordeeld dient te worden of een MER dient te worden gemaakt, in het kader van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, niet zijnde een hoofdweg, autosnelweg of autoweg, met een tracélengte van 10 km onderscheidenlijk 5 km of meer. In onderdeel C van de bijlage (oud) wordt in categorie 1.2, voor zover hier van belang, bepaald dat een MER dient te worden gemaakt in het kader van een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg van een autosnelweg of autoweg, niet zijnde een hoofdweg.
Allereerst kijkt de Afdeling naar de definitiebepaling van onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. (oud). Onder een autoweg wordt verstaan:
a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen of te parkeren, of
b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Ingevolge artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 wordt onder een autoweg verstaan: weg, aangeduid door bord G3 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
De gemeenteraad heeft aan de hand van kaartmateriaal toegelicht dat de aan te leggen weg op meerdere plaatsen rechtstreeks, dus zonder knooppunt of kruispunt met verkeerslichten, toegankelijk is. Reeds hierom kan de Kersenbaan dan ook volgens de Afdeling niet worden aangemerkt als een autoweg in de zin van artikel 1, onder a van onderdeel A van de bijlage. Nu de gemeenteraad verder heeft verklaard dat de Kersenbaan niet met het bord G3 van Bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 zal worden aangeduid, kan de Kersenbaan voorts niet worden aangemerkt als een autoweg in de zin van artikel 1, onder b van onderdeel A van de bijlage.

De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan, voor zover van belang, voorziet in de aanleg van een weg met maximaal vier rijstroken over een lengte van ongeveer 1,8 km, na aanleg waarvan de totale lengte van de Kersenbaan ongeveer 2,5 km zal bedragen. Derhalve is reeds om die reden geen sprake van de aanleg van een weg als bedoeld in de onderdelen C en D 1.3 en 1.1.

Voorts hebben appellanten en anderen niet gewezen op andere factoren als bedoeld in bijlage III M.e.r.-richtlijn in verband waarmee gelet op het arrest van het Hof van Justitie 15 oktober 2009, zaaknr. C-255/08 ook bij het niet overschrijden van een drempelwaarde toch een m.e.r.-beoordeling had moeten worden gemaakt. Het betoog faalt.

Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep op andere dan de m.e.r.gronden wel deels gegrond.