678

Opvulling met baggerspecie Kaliwaal, Druten

dat een natuurfunctie voor Leeuwense Waard, Kaliwaal en westelijke Drutense Waard voorziet. Het is de bedoeling om na de voltooiing van de baggerstort het gebied in te richten met nevengeulen, brede strangen, eilandvormige platen, moerassen en ooibossen. 

 

Hoofdpunten uit het advies

Naar het oordeel van de Commissie ontbrak in het MER essentiële informatie die van belang was bij de afweging tussen de verschillende alternatieven. Het betrof onzekerheden ten aanzien van: 

● het consolidatiegedrag van de gestorte baggerspecie;

● verspreiding van verontreinigingen naar bodem en grondwater;

● verspreiding van verontreinigingen naar het oppervlaktewater;

● (rust) verstoring van avifauna en de ontwikkeling van natuurwaarden in verhouding tot de huidige (ornithologische) betekenis van de Kaliwaal en directe omgeving.

Daarom heeft het bevoegde gezag besloten tot een Aanvulling op het MER. Deze Aanvulling op het MER is volgens het richtsnoer Aanvullingen m.e.r. twee weken ter visie gelegd.

Naar het oordeel van de Commissie gaf de Aanvulling op het MER voldoende inzicht in deze onzekerheden waardoor de afweging tussen de alternatieven wel verantwoord gemaakt kon worden. In combinatie met de voorgenomen procesvoering, evaluerend storten met behulp van een gedegen monitoring- en evaluatieplan, waren de resterende risico’s beheersbaar.

Naar het oordeel van de Commissie bevatten het MER en de Aanvulling daarop derhalve tezamen voldoende informatie om het milieubelang in de besluitvorming een volwaardige plaats te geven.

Wel gaf de Commissie aanbevelingen ten aanzien van het omgaan met bovengenoemde onzekerheden, alsmede ten aanzien van de (motivering van de) locatiekeuze, acceptatie, geluidshinder en monitoring en evaluatie achteraf (en bijsturing).

 

In juni 1998 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over schorsingsverzoeken. Een vergunningsvoorschrift is geschorst en er werd een voorlopige voorziening getroffen. Eerst diende nader nulonderzoek plaats te vinden om na te gaan of er aanvullende voorzieningen noodzakelijk zouden zijn en zo ja, welke. Op 20 juni 2001 sprak de Raad van State zich uit in de bodemprocedure en bepaalde dat de verleende vergunningen voldoende waarborgen bevatten tegen milieuverontreiniging. De opvulling met baggerspecie mocht doorgaan.

In mei 2003 werd het bergingsdepot in gebruik genomen.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

dr. Peter Driessen

ing. Ruud Jansen

drs. Kuijpers

van Meel

prof. dr. ir. van Rijn

voorzitter

ing. Emile Mastenbroek

werkgroepsecretaris

ir. Romke Seijffers

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Gelderland, Rijkswaterstaat

Initiatiefnemer

Delgromij B.V.