678. Opvulling met baggerspecie Kaliwaal, Druten
dat een natuurfunctie voor Leeuwense Waard, Kaliwaal en westelijke Drutense Waard voorziet. Het is de bedoeling om na de voltooiing van de baggerstort het gebied in te richten met nevengeulen, brede strangen, eilandvormige platen, moerassen en ooibossen.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
08-03-1995 Datum kennisgeving |
08-03-1995 Ter inzage legging van de informatie |
28-04-1995 Advies uitgebracht |
Toetsing |
11-12-1996 Kennisgeving MER |
11-12-1996 Ter inzage legging MER |
Toetsing a |
21-05-1997 Kennisgeving MER |
21-05-1997 Ter inzage legging MER |
17-06-1997 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
Naar het oordeel van de Commissie ontbrak in het MER essentiële informatie die van belang was bij de afweging tussen de verschillende alternatieven. Het betrof onzekerheden ten aanzien van:
● het consolidatiegedrag van de gestorte baggerspecie;
● verspreiding van verontreinigingen naar bodem en grondwater;
● verspreiding van verontreinigingen naar het oppervlaktewater;
● (rust) verstoring van avifauna en de ontwikkeling van natuurwaarden in verhouding tot de huidige (ornithologische) betekenis van de Kaliwaal en directe omgeving.
Daarom heeft het bevoegde gezag besloten tot een Aanvulling op het MER. Deze Aanvulling op het MER is volgens het richtsnoer Aanvullingen m.e.r. twee weken ter visie gelegd.
Naar het oordeel van de Commissie gaf de Aanvulling op het MER voldoende inzicht in deze onzekerheden waardoor de afweging tussen de alternatieven wel verantwoord gemaakt kon worden. In combinatie met de voorgenomen procesvoering, evaluerend storten met behulp van een gedegen monitoring- en evaluatieplan, waren de resterende risico’s beheersbaar.
Naar het oordeel van de Commissie bevatten het MER en de Aanvulling daarop derhalve tezamen voldoende informatie om het milieubelang in de besluitvorming een volwaardige plaats te geven.
Wel gaf de Commissie aanbevelingen ten aanzien van het omgaan met bovengenoemde onzekerheden, alsmede ten aanzien van de (motivering van de) locatiekeuze, acceptatie, geluidshinder en monitoring en evaluatie achteraf (en bijsturing).
In juni 1998 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan over schorsingsverzoeken. Een vergunningsvoorschrift is geschorst en er werd een voorlopige voorziening getroffen. Eerst diende nader nulonderzoek plaats te vinden om na te gaan of er aanvullende voorzieningen noodzakelijk zouden zijn en zo ja, welke. Op 20 juni 2001 sprak de Raad van State zich uit in de bodemprocedure en bepaalde dat de verleende vergunningen voldoende waarborgen bevatten tegen milieuverontreiniging. De opvulling met baggerspecie mocht doorgaan.
In mei 2003 werd het bergingsdepot in gebruik genomen.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
dr. Peter Driessen |
ing. Ruud Jansen |
drs. Kuijpers |
van Meel |
prof. dr. ir. van Rijn |
Voorzitter: ing. Emile Mastenbroek
Werkgroepsecretaris: ir. Romke Seijffers
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Delgromij B.V. |
Bevoegd gezag |
---|
Gelderland |
Rijkswaterstaat |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Gelderland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C18.3 | tot 1-4-2011: Stort baggerspecie >= 500.000m3, klasse >= 3 |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007