672. Landinrichting Swette/De Burd (Fr.)
Swette-De Burd maakt deel uit van de zogeheten Blauwe Zone, waarvoor het streekplan Fryslân een streekplanuitwerking aankondigt. Een ontwerp-streekplanuitwerking is op 18 oktober door Gedeputeerde Staten vastgesteld. De herinrichting van Swette-de Burd maakt deel uit van het Strategisch Groenproject Groote Wielen-Alde Feanen. Het gebied (oppervlakte 2.380 ha1), is gelegen in Fryslân’s Lege Midden, tussen Grou en Aldeboarn in de gemeenten Boarnsterhim en Smallingerland. In dit gebied worden drie deelgebieden onderscheiden: het Swettegebied, It Eilân en De Burd. Bij de start van het project was de melkveehouderij beeldbepalend. 1 In het MER is sprake van een plangebied van een totale oppervlakte van 2450 ha.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
26-01-1995 Datum kennisgeving |
26-01-1995 Ter inzage legging van de informatie |
15-05-1995 Advies uitgebracht |
Toetsing |
20-05-1999 Kennisgeving MER |
20-05-1999 Ter inzage legging MER |
Toetsing a |
25-01-2000 Toetsingsadvies uitgebracht |
Opmerkingen bij de advisering
Tijdens de richtlijnenfase is om procedurele redenen vertraging ontstaan. De Commissie gaf in het richtlijnenadvies aan dat de ontwerp-streekplanuitwerking zou moeten worden gebruikt als meest actuele kader voor de functietoedeling in het gebied. Zij was van mening dat in het MER voor dit landinrichtingsproject bij de ontwikkeling van alternatieven en de beschrijving van de milieueffecten het zwaartepunt zou moeten liggen op de aspecten:
● vergrote ontwatering in de landbouwgebieden;
● gevolgen voor de waterkwaliteit als gevolg van de ver andering in het oppervlaktewa tersysteem;
● (mogelijke) verontreinigingen in (water) bodems;
● druk van recreatie op de natuurontwikkeling.
De richtlijnen gaven aan dat de streekplanuitwerking als beleidskader moest worden gebruikt voor ten minste een der alternatieven. De richtlijnen vroegen verder aan te geven waarom de inrichting van de Noarderburd als weidevogelgebied – door de inspraak aangedragen – niet aan de orde zou zijn.
Het MER geeft aan dat in het voorkeursalternatief
● in het Swettegebied op de lage veengronden tussen Botmar/Alddjip and Nesser Sylroede/Boarn het waterpeil wordt verlaagd voor de landbouw en de natuurterreintjes Ulân fan Jelsma en Kobbelan aan elkaar worden gevoegd;
● in De Burd een deelgebied – de Simmerpolders – alleen ‘s zomers bemalen zullen worden (in de winter lopen ze dan onder), een deelgebied – Noarderburd; Wetter en Reiden – voor rietmaaien zal worden gebruikt en een deelgebied – in het zuiden – als winterpolders gebruikt zal worden;
● It Eilân voor de helft als zomerpolder, voor de helft als open water en riet zal worden ingericht.
Tijdens de toetsing heeft de provincie, naar aanleiding van een bespreking tussen landinrichtingscommissie, provincie en Commissie geconcludeerd dat er een aanvulling op het MER gemaakt zal worden. Dit is aan de Commissie gestuurd, met het verzoek om het bij de toetsing te betrekken en zo de toetsing af te ronden.
In het toetsingsadvies concludeerde de Commissie dat MER plus Aanvulling niet de essentiële informatie bieden waarmee het milieubelang in de besluitvorming een volwaardige plaats krijgt. De Commissie meent dat de richtlijnen een taakstelling bevatten voor het beschouwen van milieuvriendelijker mogelijkheden. Zij acht de interpretatie in de Aanvulling op het MER, dat de nadere besluitvorming deze taakstelling uit de richtlijnen terzijde hebben gesteld, niet correct. Zij meent dat er binnen het gebied aanknopingspunten bestaan om te komen tot milieuvriendelijker alternatieven en ziet dat die niet zijn gebruikt om naar dergelijke alternatieven te zoeken. In samenhang daarmee is een aantal effecten niet goed in beeld gebracht.
Eind februari 2000 heeft de provincie een inspraakreactienota bekend gemaakt, waarin tevens wordt ingegaan op het advies van de Commissie m.e.r. De provincie stelt dat peilveranderingen in Swette-De Burd nauwelijks kunnen bijdragen aan verdrogingsbestrijding en de Alde Feanen, en dat de landbouwfunctie voor het Swettegebied vooralsnog als een gegeven moet worden beschouwd. Tevens wordt gesteld dat handhaving van de huidige drooglegging niet bijdraagt aan een wezenlijke reductie van de bodemdaling. De provincie stelt dat de voorgestelde peilverlaging binnen de grenzen van het tweede waterhuishoduingsplan blijft, en recht doet aan de opdracht om de waterbeheersing te verbeteren waar dat voor een duurzame landbouwfunctie wenselijk is. Zij constateert op beide punten van mening te verschillen met de Commissie m.e.r.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
drs. Gert Jan Baaijens |
ir. Erik van Slobbe |
drs. Berend Veltman |
Voorzitter: prof. dr. ir. Dick de Zeeuw
Werkgroepsecretaris: drs. Michiel Odijk
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Landinrichtingscommissie Swette-De Burd (Fr.) |
Bevoegd gezag |
---|
Fryslan |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Friesland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C09.0 | tot 1-4-2011: (Her)inrichting landelijk gebied met functiewijziging >= 250ha |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007