494. Opslagfaciliteit radioactief afval ECN te Petten
Het voornemen bestaat eruit dat de opslagcapaciteit van de opslagloods voor verschillende soorten vast hoog- en middelactief radioactief afval en onbestraalde splijtstoffen uit te breiden tot een volledige benutting zonder vergroting van de opslagloods. De opslag is tijdelijk met een termijn van maximaal vijf jaar per opgeslagen eenheid.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
02-04-1993 Datum kennisgeving |
02-04-1993 Ter inzage legging van de informatie |
01-06-1993 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
08-03-1994 Kennisgeving MER |
08-03-1994 Ter inzage legging MER |
Toetsing a |
05-07-1994 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer |
05-07-1994 Kennisgeving MER |
05-07-1994 Ter inzage legging MER |
29-08-1994 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
Het kernpunt bij deze milieueffectrapportage is de afstemming tussen het voornemen van het ECN tot een volledige benutting van de opslagloods voor de opslag van radioactieve (afval)stoffen en het regeringsbeleid vastgesteld in 1984 in de Nota radioactief afval betreffende één centrale opslag voor alle radioactieve afvalstoffen in Nederland onder beheer van de COVRA (Centrale Organisatie voor Radioactief Afval) gevestigd in Borsele.
Het MER maakte deze afstemming niet goed duidelijk en wekte de indruk dat naast de opslagfaciliteit van COVRA te Borsele nog een tweede opslag van radioactieve (afval)stoffen in Nederland bij het ECN mogelijk zou zijn. Deze onduidelijkheid leidde tot het verzoek van het bevoegd gezag aan de initiatiefnemer het MER op een aantal punten aan te vullen met de bedoeling de relatie tussen het voornemen van het ECN en het regeringsbeleid te verhelderen. Uit de aanvulling op het MER blijkt dat het ECN zijn voornemen al heeft aangepast in die zin dat al het afval bij eerste gelegenheid zal worden afgevoerd naar COVRA met uitzondering van het hoogactieve afval waarvan de dominerende radionucliden kortlevend zijn. Voor deze categorie afval wordt vijf jaar gevraagd als termijn voor tussenopslag in de opslagloods. De tussenopslag van kortlevend hoogactief afval biedt uit milieuoogpunt het voordeel dat dit afval in de tussenopslag kan vervallen tot middel- en laagradioactief afval voordat afvoer naar de COVRA plaatsvindt.
In de ontwerp-beschikking worden de door ECN gevraagde wijzigingen vergund. Daarbij worden wel ten aanzien van de opslagloods beperkingen gesteld aan het gebruik. Onder voorwaarden per afvalcategorie wordt toegestaan radioactief afval op te slaan in de opslagloods. De opslag wordt per soort gelimiteerd in de tijd.
Dat betekent het volgende. Allereerst moet het laag- en middel radioactieve afval dat zich nu in de opslagloods bevindt, voor 1 januari 1998 worden afgevoerd naar de COVRA. Verder mag het hoog radioactieve afval waarvan de activiteit voornamelijk bepaald wordt door nucliden met een halveringstijd van minder dan zes jaar in de opslagloods worden bewaard voor een periode van ten hoogste vijf jaar. Al het andere radioactieve afval dat ontstaat op het terrein van het ECN mag worden opgeslagen in de opslagloods gedurende een periode van maximaal twee jaar voordat afvoer naar COVRA plaatsvindt. Zolang COVRA nog geen faciliteiten heeft voor de opslag van hoog radioactief afval geldt als overgangsregel dat alle hoog radioactieve afval in de opslagloods bewaard kan blijven.
De beschikking d.d. 24 april 1995 bevat een paragraaf over de evaluatie m.e.r. Het onderzoek zal de periode bestrijken vanaf 1 januari 1995 tot 1 januari 1998. Volgens de evaluatieparagraaf in de beschikking zal het evaluatieprogramma in ieder geval de volgende hoofdpunten omvatten:
? de feitelijke ontwikkelingen met betrekking tot de afvoer van afval uit de Opslagloods en de resterende opslag van afval daarin en de nog te verwachten ontwikkelingen;
? de ontwikkeling van het milieu ter plaatse van het onderzoekcentrum te Petten;
? de bij de besluitvorming gehanteerde uitgangspunten inzake veiligheid en de uitvoering van het ALARA-beginsel;
? gebeurtenissen als bedoeld in voorschrift A.6 van de beschikking (bijzondere gebeurtenissen die moeten worden gerapporteerd aan de directeur van de Kernfysische Dienst van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aan de hoofdinspecteur van de Milieu-inspectie).
Per brief d.d. 30 oktober 1998 (!) van het Directoraat generaal Milieubeheer (directie Stoffen, Veiligheid en Straling) werd het ECN medegedeeld (met kopie aan de Commissie voor de m.e.r.) dat aan het adviesbureau MERlijn/OpdenKamp opdracht was gegeven tot uitvoering van de evaluatie.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
ir. Henk Buijtenhek |
dr. ir. Jan Kops |
Voorzitter: ir. Peter van Duursen
Werkgroepsecretaris: drs. Jules Scholten
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
ECN |
Bevoegd gezag |
---|
Ministerie van Economische Zaken |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer |
Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Noord-Holland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C23.0 | tot 1-4-2011: Radioactief afval: oprichten inrichting voor behandelen, verwijderen of (>10 jaar) opslaan |
Bijgewerkt op: 24 apr 2012