De minister, provincie en gemeenten werken samen met andere partijen aan een nieuwe openbaarvervoerverbinding tussen Amsterdam en Hoofddorp. In deze fase van het onderzoek, de zogenaamde MIRT-verkenning, wordt eerst een keuze gemaakt voor een bus-, metro- of treinverbinding. In een volgende fase wordt deze keuze in meer detail uitgewerkt. Voordat de minister, provincie en gemeenten hierover besluiten, worden de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport.
Hoofdpunten uit het advies
Advies reikwijdte en detailniveau
Er zijn in een eerdere fase meer dan 30 alternatieven onderzocht, waarvan er drie in het milieueffectrapport verder onderzocht worden: een regiobus, extra Schipholspoortunnel of metro tussen Amsterdam Zuid en Hoofddorp. Voor de metro zijn er nog enkele varianten boven- en ondergronds voorgesteld en een kortere verbinding van Amsterdam Zuid tot aan Schiphol. De Commissie adviseert goed toe te lichten waarom juist deze alternatieven zullen worden uitgewerkt. Betrek daarbij ook de gevolgen voor het bredere openbaarvervoernetwerk, omdat dit project daar invloed op kan hebben.
Het rapport beschrijft verder goed de onderzoeken die voor het milieueffectrapport gedaan worden. De onderzoeken verschillen voor de aanleg- en de gebruiksfase. Tijdens de bouw van een tunnel zijn er tenslotte heel andere effecten dan tijdens het gebruik ervan. De Commissie adviseert ook om ook Brede Welvaartsaspecten bij de beoordeling te betrekken.