3439. MIRT-verkenning Oeververbinding regio Rotterdam

De gemeente Rotterdam wil samen met andere partijen tussen Feijenoord en Kralingen een nieuwe brug over of tunnel onder de Nieuwe Maas aanleggen, en tegelijkertijd het openbaar vervoer versterken. Daarmee moet de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving aan beide zijden van de rivier verbeteren. De nieuwe oeververbinding is ook nodig voor de ontwikkeling in de Oostflank Rotterdam, waar onder andere 30.000 woningen komen. Voordat de gemeente Rotterdam besluit over de oeververbinding zijn de effecten onderzocht in een milieueffectrapport. Voor de ontwikkeling van de Oostflank is een apart omgevingseffectrapport opgesteld.

Procedure en adviezen

Reikwijdte en detailniveau
27-11-2019 Adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.
09-01-2020 Ter inzage legging van de informatie over het voornemen
27-03-2020 Advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht
Advies reikwijdte en detailniveau
Persbericht
Toetsing
30-05-2023 Ter inzage legging MER
05-06-2023 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
21-09-2023 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies
Persbericht

Opmerkingen bij de advisering

Toetsingsadvies
Het rapport laat goed de voordelen en nadelen van verschillende mogelijkheden voor een nieuwe brug of tunnel zien. Ook zijn opties onderzocht voor een metro- of tramverbinding en het wel of niet toestaan van autoverkeer op de verbinding. De bestuurlijke voorkeur is een brug met tramverbinding en het beperkt toelaten van autoverkeer. Deze oplossing heeft meer negatieve effecten voor de leefomgeving dan andere onderzochte oplossingen. De brugverbinding veroorzaakt knelpunten voor de scheepvaart en voor beschermde natuurgebieden zoals De Esch. Het is nog niet duidelijk of deze knelpunten opgelost kunnen worden.
In het rapport is er nog vanuit gegaan dat er een nieuw Feyenoordstadion komt langs de Maas. Omdat dit niet doorgaat, zijn de uitgangspunten van het rapport niet correct. Dit kan leiden tot aanpassingen in de plannen en ook tot andere effecten en afwegingen.
De Commissie adviseert de gemeente Rotterdam om de ontbrekende informatie aan te vullen en het rapport daarop aan te passen, voordat een besluit wordt genomen over de oeververbinding en de ontwikkeling van de Oostflank.

Advies reikwijdte en detailniveau
Het rapport moet beschrijven welke problemen zich nu al voordoen en hoe ze zich zullen ontwikkelen als er niets wordt gedaan. De initiatiefnemers moeten in het rapport concreet aangeven met welk eindresultaat ze tevreden zijn. Alleen zo wordt duidelijk welke verbeteringen aan bijvoorbeeld de wegen of het openbaar vervoer goed genoeg zijn. De Commissie adviseert om daarbij ook toetsbaar aan te geven op welke punten de kwaliteit van de leefomgeving moet verbeteren. Moet er bijvoorbeeld meer natuur komen, de geluidhinder omlaag, de luchtkwaliteit verbeteren, of gaat het om meerdere aspecten tegelijk? En hoe omvangrijk moeten die verbeteringen zijn? Tot slot is het advies om onderscheid te maken tussen lokale en regionale problemen die moeten worden opgelost. Dit vraagt om doelen voor elke afzonderlijke maatregel én voor alle maatregelen samen.
 

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

drs. John Dagevos
prof. dr. ir. Rob van der Heijden
drs. Allard van Leerdam
ing. Wim van der Maarl
Margo Meeuwissen, MSc
ing. Gert Schouwstra, BPM

Voorzitter: ir. Kees Slingerland
Werkgroepsecretaris: drs. Pieter Jongejans

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Gemeente Rotterdam
Provincie Zuid-Holland

Bevoegd gezag
Gemeente Rotterdam
Provincie Zuid-Holland
DCMR Milieudienst Rijnmond

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
007.1 Plan-m.e.r. vanwege kaderstelling en passende beoordeling
C01.3 2018: aanleg, wijziging of uitbreiding niet auto(snel)weg>= 4 rijstroken >10 km
D01.1 2018: wijziging of uitbreiding van auto(snel)weg tracélengte > =5 km
D01.2 2018: wijziging of uitbreiding weg van >=4 rijstroken of verlegging of verbreding weg =4 rijstroken (niet-auto(snel)weg) tracélengte > 5 km
D02.2 2018: aanleg, wijziging of uitbreiding van een tramrails , boven- en ondergrondse spoorwegen, zweefspoor en dergelijke bijzondere constructies, >=500 m en gelegen >=25 m buiten bestemming of uitbreiding met >=1 spoor over >5km en in gevoelig gebied

Bijgewerkt op: 21 sep 2023