3346. Meanderende Maas

Voor het gebied tussen Ravenstein en Lith is het plan Meanderende Maas ontwikkeld dat voor waterveiligheid zorgt en de gebiedskwaliteiten kan versterken. Voordat de provincies Noord-Brabant en Gelderland besluiten over het plan zijn de milieugevolgen onderzocht in een milieueffectrapport.

Procedure en adviezen

Reikwijdte en detailniveau
13-09-2018 Adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r.
25-10-2018 Ter inzage legging van de informatie over het voornemen
22-01-2019 Advies reikwijdte en detailniveau uitgebracht
Advies reikwijdte en detailniveau
Persbericht
Toetsing
20-01-2020 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie m.e.r.
23-04-2020 Toetsingsadvies uitgebracht
Toetsingsadvies
Persbericht

Opmerkingen bij de advisering

Toetsingsadvies
Het milieueffectrapport bevat samen met de bijbehorende rapporten de essentiële informatie om het milieubelang volwaardig mee te nemen in het besluit over de interprovinciale structuurvisie. De meerwaarde voor natuur is in het milieueffectrapport echter wat onderbelicht, aldus de Commissie. Zij beveelt aan om dit bij de besluitvorming over de structuurvisie te verduidelijken. Komende jaren wordt het plan verder uitgewerkt tot een ontwerp met vergunningaanvragen en opnieuw een milieueffectrapport. De Commissie benoemt een aantal aandachtspunten voor dit milieueffectrapport 2e fase. Zo beveelt zij aan om in deze fase te onderzoeken of de ruimte die de dijk inneemt verkleind kan worden, om zo de effecten op de woonomgeving en het landschap te beperken. Het voorkeursalternatief laat op hoofdlijnen zien hoe het landschap zich gaat ontwikkelen. Werk deze verder uit en onderbouw de keuzes die daarbij gemaakt worden, zegt de Commissie. Tenslotte vraagt de Commissie aandacht voor de veiligheid van waterrecreanten.
 
De betrokken partijen hebben aangegeven de aanbevelingen mee te nemen in de toelichting bij de besluitvorming.

Advies reikwijdte en detailniveau
In het rapport zullen twee oplossingsrichtingen (alternatieven) voor de dijkversterking, rivierverruiming en gebiedsontwikkeling met elkaar worden vergeleken. De samenstelling van de alternatieven wordt sterk bepaald door de oplossingen voor de veiligheidsproblematiek. In een alternatief zal de oplossing vooral gezocht worden in het versterken van de dijk door deze met grond te verhogen en of te verbreden. In het andere alternatief wordt meer ingezet op technische constructies als damwanden. Breng daarom eerst duidelijk in beeld welke veiligheidsproblemen per dijktraject opgelost moeten worden. Aan de hand van de twee alternatieven wordt een voorkeursalternatief gekozen, dat in meer detail uitgewerkt wordt. De Commissie adviseert om in het rapport het keuzeproces en de rol van het landschap, de natuur en woon- en leefomgeving hierbij duidelijk uit te leggen.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Casper van der Giessen
drs. Marinus Kooiman
drs. Allard van Leerdam
drs. Frank Wijnants

Voorzitter: drs. Marieke van Rhijn
Werkgroepsecretaris: drs. Aletta Lüchtenborg

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Stuurgroep Meanderende Maas

Bevoegd gezag
Provincie Noord-Brabant
Provincie Gelderland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Noord-Brabant


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C16.1 2018: ontginning of wijziging of uitbreiding ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen, inclusief winning oppervlaktedelfstoffen uit landbodem (anders dan 16.2 of 16.4) >25 ha terreinopp
D03.1 2018: aanleg, wijziging of uitbreiding binnenvaarweg voor schepen met laadvermogen >=900 ton of als opp >=25 ha
D03.2 2018: aanleg, wijziging of uitbreiding van werken inzake kanalisering of ter beperking van overstromingen, inclusief primaire waterkeringen en rivierdijken
D09 2018: landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan indien functiewijziging van water, recreatie of landbouw >=125 ha of glastuinbouwgebied of bloembollenteeltgebied >= 50 ha
D16.1 2018: ontginning of wijziging of uitbreiding van ontginning van steengroeven of dagbouwmijnen inclusief winning oppervlaktedelfstoffen uit landbodem (anders dan 16.2) >=12,5 ha terreinopp.

Bijgewerkt op: 23 apr 2020