286. Diepinfiltratie Zuid-Holland-West
Ten behoeve van de drinkwatervoorziening wordt een aantal diepinfiltratieprojecten voorgenomen in de duinen tussen Monster en Katwijk, met een totale jaarcapaciteit van circa 25 miljoen m3 (in de richtlijnenfase werd nog van 35 miljoen m3 uitgegaan. Daarbij bestaat tevens het voornemen om de huidige oppervlakte-infiltratie in de duinen te verminderen met 2,5 miljoen m3 per jaar (in richtlijnenfase was dat 10 miljoen m3).
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
11-04-1990 Datum kennisgeving |
11-04-1990 Ter inzage legging van de informatie |
22-06-1990 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
Toetsing |
28-01-1998 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer |
04-02-1998 Kennisgeving MER |
04-02-1998 Ter inzage legging MER |
10-04-1998 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
In haar richtlijnenadvies stelde de Commissie dat naar haar mening locatiealternatieven het meest wezenlijke deel van het MER vormden, zodat daarop in het MER de grootste nadruk gelegd zou moeten worden. De meest geschikte benadering daarbij leek de Commissie, dat niet bij voorbaat zou worden uitgegaan van de in de startnotitie genoemde voorkeurslocaties, maar dat álle potentiële locaties binnen het studiegebied op een gelijkwaardige wijze zouden worden afgewogen. Hierbij zou een gefaseerde aanpak kunnen worden gehanteerd, waarbij de in het MER te beschrijven locatiealternatieven met behulp van een multicriteria-analyse (MCA) zouden kunnen worden geselecteerd uit het totale aantal potentiële locaties.
Het MER is overeenkomstig het advies opgesteld. In haar toetsingsadvies stelde de Commissie dat het MER de essentiële informatie bevatte en gaf zij enkele aanbevelingen voor de besluitvorming ten aanzien van nadere maatregelen, benutten van potenties, compensatie en monitoring. De provincie besloot om vergunning te verlenen aan waterwinning op de vijf locaties uit het voorkeurscluster’ in het MER. Dit cluster verschilde slechts op één locatie met het mma en scoorde bijna identiek op milieueffecten. Het verschil met het mma werd gemotiveerd op economische (goedkoper) en bedrijfstechnische redenen (minder transportleiding nodig). De aanbevelingen van de Commissie zijn deels opgevolgd: intensievere ecologische monitoring, actualisering behoefteprognoses en benutten van potenties voor natuurontwikkeling. De aanbevelingen voor het doen van pompproeven en herzien van de compensatieplannen zijn echter niet gevolgd.
Bij de besluiten is een monitoring- en evaluatieprogramma vastgesteld. De volgende aspecten dienen gemonitord te worden: opgepompte en geïnfiltreerde hoeveelheden water; stijghoogten van het grondwater; bestaande kwaliteit van het grondwater (0-meting) en kwaliteit van het te infiltreren water; invloed op natuurwaarden (opname pq’s eenmaal per jaar); invloed op de bollenteelt. Resultaten van de monitoring van de eerste drie aspecten dienen ieder jaar gerapporteerd te worden. Een samenvattend monitoringrapport van alle aspecten dient de eerste vijf jaar ieder jaar en daarna iedere vijf jaar overlegd te worden. Twee jaar na realisatie van het laatste diepinfiltratieproject (en uiterlijk 2008) moet een evaluatieprogram ma opgesteld worden.
Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
dr. Aat Barendregt |
prof. Ab Grootjans |
dr. Kick Hemker |
drs. Rob Mooren |
ir. Vaessen |
drs. Jaap Wiertz |
Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: drs. Rob Verheem
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
N.V. Duinwaterbedrijf Zuid-Holland |
N.V. Energie- en watervoorziening Rijnland |
Bevoegd gezag |
---|
Provincie Zuid-Holland |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, provincie Zuid-Holland
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
C15.1 | tot 1-4-2011: Infiltratie of onttrekking van water >= 3 miljoen m3 per jaar (m.u.v. bronbemalers) |
Bijgewerkt op: 31 aug 2007