281. Afvalverwerking regio Oost-Veluwe

Het betreft de oprichting van een regionaal afvalverwerkingscentrum, bestaande uit  ● uitbreiding van de stortplaats Voorst. Na fase 3 van de uitbreiding zal deze een oppervlakte van circa 26 hectare beslaan. Naar verwachting wordt er 150 tot 185 kton gestort, waaronder circa 20 kton VerTech-residu en 15 tot 50 kton saneringsgrond, bij een storthoogte van 20 m tot eventueel 35 m. Er wordt een stortperiode van 17½ jaar voorzien; ● een composteerinrichting voor groente-, fruit- en tuinafval (GFT) met een capaciteit van 100 kton GFT/jaar. Bovendien omvat het afvalcentrum een aantal niet-m.e.r.-plichtige activiteiten, die wel in het MER zullen worden beschreven, zoals een overslag- en sorteerinstallatie met een capaciteit van 165 kton/jaar overslag en 100 kton sortering, de verplaatsing/uitbreiding van een bewerkingsinrichting voor bouw- en sloopafval (BSBI) met een capaciteit van 3 kton/jaar waarvan 50 kton uit de overslag- en sorteerinrichting, een tijdelijke kleinschalige installatie voor GFT-compostering, verplaatsing van een autosloperij en een zuiveringsinstallatie voor het bij de activiteiten vrijkomende afvalwater.

Procedure en adviezen

Richtlijnen
23-03-1990 Datum kennisgeving
23-03-1990 Ter inzage legging van de informatie
Richtlijnen a
28-06-1990 Datum kennisgeving
28-06-1990 Ter inzage legging van de informatie
26-07-1990 Advies uitgebracht
Toetsing a
07-08-1991 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer
21-08-1991 Kennisgeving MER
21-08-1991 Ter inzage legging MER
23-10-1991 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

Tijdens het vooroverleg bleek uit een inspraakreactie, dat de initiatiefnemer ook een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren diende aan te vragen, eveneens een m.e.r.-plichtig besluit. Dit leidde ertoe, dat een aanvullende startnotitie werd opgesteld, op grond waarvan de Commissie haar richtlijnenadvies opstelde. 

Het MER werd met de vergunningaanvragen, de benodigde bestemmingsplanherziening en een verzoek om toepassing van artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening bekendgemaakt. De Commissie kwam in haar toetsingsadvies tot de conclusie dat het MER voldoende informatie bood voor de besluitvorming. Tegelijkertijd constateerde zij, dat na het opstellen van het MER enkele belangrijke leemten in kennis zijn blijven bestaan. Deze betreffen in de eerste plaats de mate van verontreiniging van het grondwater ten gevolge van de al bestaande stortplaats en de mogelijke toekomstige verontreiniging vanuit de uitbreiding. De Commissie adviseerde het evaluatieprogramma zo in te richten dat de verontreinigingen uit de oude en de nieuwe stortplaats kunnen worden onderscheiden. Daarmee zou het programma informatie kunnen verschaffen over de effectiviteit van de milieubeschermende voorzieningen op het nieuwe stortgedeelte, maar ook gegevens opleveren voor een eventuele toekomstige sanering van het oude stortgedeelte. Op de tweede plaats liet het MER onzekerheden bestaan over de toekomstige geuremissies. De Commissie beval aan ook dit aspect te betrekken bij de vergunningverlening en de vaststelling van een evaluatieprogramma. Tevens wees de Commissie erop dat de mogelijkheden om, met het oog op emissiereductie, het composteringsproces aan te passen kleiner zijn bij compostering in de open lucht dan bij overdekte compostering.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Hamelers
dr. ir. Jan Hoeks

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: drs. Stefan Morel

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Veluwse Afvalrecycling B.V.

Bevoegd gezag
Gelderland
Zuiveringsschap Veluwe

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Gelderland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
D00.1 uitbreiding stortplaats niet-gevaarlijk afval, m.e.r.-plicht tot 1999
D18.2 tot 1-4-2011: Dierlijke, organische meststoffen, GFT, groenafval: verwerken of vernietigen >=100ton per dag
D18.3 tot 1-4-2011: Wijzigen van inrichting voor diverse afvalstoffen

Bijgewerkt op: 31 aug 2007