Het college van burgemeester en wethouders van Twenterand wil voor een drietal landbouwontwikkelingsgebieden (LOG’s) een bestemmingsplan laten vaststellen. Het gaat om de gebieden Fortwijk, Daarlerveen en Weitemanslanden. Voor de besluitvorming over het bestemmingsplan wordt een procedure voor de milieueffectrapportage doorlopen.
Hoofdpunten uit het advies
Reikwijdte en detailniveau
De Commissie beschouwt de volgende punten als essentiele informatie in het mileiueffectrapport:
- de milieugebruiksruimte in het gebied voor verzurende en vermestende stoffen, geur, geluid, landschap en cultuurhistorie (waaronder archeologie);
- een beschrijving en onderbouwing van de referentiesituatie en alternatieven;
- de emissies van verzurende en vermestende stoffen, geur en fijn stof van de maximaal mogelijk gemaakte activiteiten in het bestemmingsplan;
- de maximaal mogelijk effecten op natuur;
- de relatie met en de cumulatieve effecten van te verwachten ontwikkelingen buiten de LOG's;
- de positieve en negatieve ontwikkelingen van het plan op de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit;
- een zelfstandig leesbare samenvatting met duidelijk en onderbouwend kaartmateriaal.
Toetsing
Voorlopig toetsingsadvies
Bij toetsing van het milieueffectrapport constateerde de Commissie dat in het MER informatie ontbreekt die naar haar oordeel essentieel is voor de besluitvorming over het bestemmingsplan. Dit betreft informatie over de referentiesituatie, geurhinder en de Passende beoordeling. Naar aanleiding daarvan is een aanvulling op het MER opgesteld.
Toetsingsadvies na aanvulling
De Commissie is van oordeel dat in het MER en de aanvulling tezamen niet alle essentiële informatie voor de besluitvorming over het voornemen aanwezig is, omdat in de aanvulling bij de Passende beoordeling is uitgegaan van een onjuiste referentie.
Uit het aangepaste MER en de Passende beoordeling blijkt dat:
- in de huidige situatie de kritische depositiewaarden voor stikstof voor verschillende habitattypen worden overschreden;
- met het voornemen ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt die kunnen leiden tot een toename van de stikstofemissie en –depositie op deze reeds overbelaste habitattypen;
- er bij alle alternatieven sprake kan zijn van een toename van geuremissies.
Het aangepaste MER maakt duidelijk dat door de mogelijke toename van stikstofemissies en –deposities ten opzichte van de feitelijke (en reeds overbelaste) situatie voor alle alternatieven aantasting van natuurlijke kenmerken van de Natura 2000-gebieden door het voornemen niet kan worden uitgesloten.