177. Stortplaats regio Arnhem

In het tweede Afvalstoffenplan van de provincie Gelderland wordt vermeld dat vóór 1990 een vervangende regionale stortplaats (Velperbroek te Arnhem of een andere door het samenwerkingsverband aan te geven locatie) beschikbaar zal moeten zijn. Verschillende initiatiefnemers beogen de aanleg van een regionale afvalverwerkingslocatie voor niet voor hergebruik of verbranding in aanmerking komende afvalstoffen en het niet nuttig te gebruiken residu van de afvalverbrandingsinstallatie te Duiven. 

Procedure en adviezen

Richtlijnen
24-03-1988 Datum kennisgeving
24-03-1988 Ter inzage legging van de informatie
24-05-1988 Advies uitgebracht
Toetsing
04-04-1989 Kennisgeving MER
04-04-1989 Ter inzage legging MER
29-05-1989 Toetsingsadvies uitgebracht

Opmerkingen bij de advisering

De procedure is gestart op verzoek van Putman Holding. Tijdens het vooroverleg zijn initiatieven aangemeld van Spitman Holding en de gemeente Arnhem voor realisering van een stortplaats op andere locaties. GS hebben verklaard dat slechts één van de genoemde locaties zou kunnen leiden tot een nieuwe regionale stortplaats. Daartoe zou één m.e.r.-procedure worden doorlopen. 

De Commissie bracht op verzoek van GS één geïntegreerd advies voor richtlijnen uit.

Op augustus startten GS de m.e.r.-procedure voor de overige aangemelde initiatieven (van Spitman Holding, de gemeente en de regio Arnhem). Inmiddels had ook het samenwerkingsverband regio Arnhem zijn voornemen bekend gemaakt tot realisering van een stortplaats op de locatie Zweekhorst te Zevenaar.

In haar aanvullend voor richtlijnen besteedde de Commissie tevens aandacht aan het voornemen van de gemeente Arnhem om een tijdelijke opslagplaats voor verontreinigde grond en een tijdelijke deponie voor verontreinigde baggerspecie te realiseren op de locatie Koningspleij te Arnhem.

De richtlijnen ten behoeve van de vier op te stellen MER’en bestaan uit één gemeenschappelijke set, met deelopdrachten aan de verschillende initiatiefnemers.

Per brief van 28 april 1989 hebben GS een vergelijkend onderzoek van de drie locaties aan de Commissie toegezonden, als hulpmiddel bij het bestuderen en vergelijken van de MER’en. De Commissie heeft dit onderzoek als achtergronddocumentatie gebruikt bij het opstellen van haar advies.

Voor het toetsingsadvies heeft zij de milieueffecten op de drie locaties afzonderlijk in beschouwing genomen, in relatie tot de activiteiten die door de verschillende initiatiefnemers zijn beschreven. In haar advies gaf de Commissie geen onderlinge vergelijking van de milieuaspecten van de locaties.

In de drie MER’en worden sterk uiteenlopende prognoses over aard en omvang van het te storten afvalaanbod gepresenteerd. Uit lezing van de verschillende rapporten wordt niet duidelijk waar deze verschillen uit voortkomen. Met name voor de locatie Koningspleij kan een afvalaanbod dat groter is dan de prognose problemen opleveren. Naar het oordeel van de Commissie bevatten de rapporten voldoende en juiste gegevens over de gevolgen voor het milieu van de voorgenomen activiteit en alternatieven. De Commissie plaatste een aantal kanttekeningen bij de beschrijving van bodem en grondwater in de MER’en: vooral bij de beschrijving van de verspreiding van verontreinigd grondwater in geval van een falende bodemafdichting, in het MER Koningspleij-Noord.

Uit de ontwerp-beschikking ingevolge de Afvalstoffenwet bleek dat GS hadden gekozen voor de locatie Zweekhorst als stortplaats voor de regio Arnhem. Bij de afweging hebben, naast milieuhygiënische aspecten, bestuurlijke overwegingen de doodslag gegeven.

Over het advies van de Commissie is in de ontwerp-beschikking opgemerkt, dat dit advies GS geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Een aantal van de in het advies genoemde aspecten zou nader aan de orde komen in de evaluatie over het MER.

Per brief van 17 oktober 1989 hebben GS de Commissie geïnformeerd over de verder besluitvorming over de stortplaats voor de regio Arnhem. Hieruit bleek, dat een heroverweging van de verschillende locaties had plaatsgevonden. GS verzochten de Commissie aanvullende informatie inzake de stortplaats Koningspleij-Noord en de bescherming van de drinkwaterwinning Immerloo in beschouwing te nemen en te bezien, of deze informatie aanleiding zou geven tot herziening of aanvulling van haar toetsingsadvies van 29 mei 1989.

Per brief van 13 november 1989 heeft de Commissie geantwoord dat de toegezonden informatie geen aanleiding vormde tot herziening of aanvulling van het toetsingsadvies,

De beschikking ingevolge de Afvalstoffenwet heeft ter inzage gelegen tot en met 19 september 1990. Tegen de beschikking is beroep aangetekend en er is een schorsingsverzoek ingediend.

Betrokken partijen

Samenstelling van de laatste werkgroep

van Meel
ing. Mertens
ir. Jan Verhagen

Voorzitter: ir. Karel Veldhuis
Werkgroepsecretaris: drs. René Klerks

Initiatiefnemer en Bevoegd gezag

Initiatiefnemer
Arnhem
Bruil Arnhem B.V.
Putman Holding B.V.
Spitman Milieu B.V.
Samenwerkingsverband Regio Arnhem

Bevoegd gezag
Gelderland
Zuiveringschap Oostelijk Gelderland

Overige gegevens

Gebied: Nederland, provincie Gelderland


Categorieën Besluit m.e.r.

Code Omschrijving
C18.5 tot 1-4-2011: Niet-gevaarlijk afval (m.u.v. baggerspecie): storten of in de grond brengen >= 500.000m3

Bijgewerkt op: 31 aug 2007