1287. Inrichting demonstratieproject Near-shore windpark
Het oprichten van een windpark ter hoogte van de kuststrook tussen Castricum en Egmond aan Zee. Het windpark, met een geïnstalleerd vermogen van maximaal 100 MW, zal bestaan uit 36 turbines met elk een opwekvermogen van 2,75 MW.
Procedure en adviezen
Richtlijnen |
---|
30-08-2002 Datum kennisgeving |
30-08-2002 Ter inzage legging van de informatie |
04-11-2002 Advies uitgebracht |
Advies voor richtlijnen |
bijlage bij advies voor richtlijnen |
Startnotitie |
Toetsing |
16-09-2003 Kennisgeving MER |
16-09-2003 Ter inzage legging MER |
01-10-2003 Aanvraag toetsingsadvies bij de Commissie mer |
27-11-2003 Toetsingsadvies uitgebracht |
Toetsingsadvies |
Opmerkingen bij de advisering
Achtergrond van het voornemen is de wens van de rijksoverheid om, door middel van een demonstratieproject, kennis op te doen over de opwekking van windenergie op zee. De locatie voor dit demonstratieproject is vastgelegd in de Project-planologische kernbeslissing Locatiekeuze Near Shore Windpark (PKB-NSW). Na het opstellen van het MER is de aanwezigheid van enkele met slibrijke afzetting opgevulde geulen in het concessiegebied aangetoond. De consequenties daarvan zijn beschreven in de ‘aanvullende notitie geulvarianten’. De Commissie leidt uit het MER af dat vanwege de aangetroffen geulen de opstellingsalternatieven corridorvariant, rendementsvariant en dichtste bolstapeling 10,5D niet meer realistisch zijn. De Commissie heeft deze alternatieven dan ook niet verder in haar toetsing betrokken. De Commissie heeft een belangrijke tekortkoming in het MER geconstateerd ten aanzien van de onderbouwing van het meest milieuvriendelijke alternatief (mma). Omdat de informatie voor de onderbouwing echter wel in het MER te vinden is, acht de Commissie een aanvulling niet nodig. In het MER wordt de conclusie getrokken dat het voorkeursalternatief en een alternatief waarbij uitgegaan wordt van een opstelling volgens de ‘dichtste bolstapeling’ (een alternatief dat minder ruimtebeslag met zich meebrengt), beide voor het predikaat mma in aanmerking komen. De Commissie is echter van mening dat de resultaten van het MER geen aanleiding geven om twee mma’s te benoemen. Als gekeken wordt naar de scores van beide varianten op de aspecten vogels, landschap, efficiënt ruimtegebruik en veiligheid en de milieueffecten gerelateerd worden aan de energieopbrengst (als maat voor de vermeden emissies), komt het bolstapelingsalternatief duidelijk als mma naar voren.Betrokken partijen
Samenstelling van de laatste werkgroep
drs. ing. Arie van Beek |
ir. Bezuyen |
drs. Rob Lambeck |
ir. Kuindert van der Spek |
Voorzitter: drs. Leni van Rijn-Vellekoop
Werkgroepsecretaris: ir. Marijke Bremmer
Initiatiefnemer en Bevoegd gezag
Initiatiefnemer |
---|
Noordzeewind BV |
Bevoegd gezag |
---|
Rijkswaterstaat |
Ministerie van Volkhv., R.O. en Milieubeheer |
Overige gegevens
Gebied: Nederland, niet provinciaal ingedeeld gebied
Categorieën Besluit m.e.r.
Code | Omschrijving |
---|---|
D22.2 | tot 1-4-2011: Windenergieopwekking >= 10megawatt per jaar of >= 10 molens |
Bijgewerkt op: 30 jan 2008