974

Elektriciteitscentrale (Zepower) van Hydro Agri te Sluiskil

Zepower i.o. heeft het voornemen om op het terrein van Hydro Agri Sluiskil B.V. (HAS), gelegen op het industrieterrein Sluiskil-Oost in de gemeente Terneuzen, een elektriciteitscentrale te bouwen en exploiteren: de Zepower Power Plant, met een totaal vermogen van 805 MWe. In de eerste fase zal een stoom- en gasturbine-installatie (STEG) worden gebouwd met een vermogen van 390 MWe alsmede een industriële stoomturbine (IST) van 25 MWe voor het omzetten van de bij HAS geproduceerde stoom in elektriciteit. De tweede fase omvat de installatie van één STEG-eenheid identiek aan de STEG-eenheid van de eerste fase. Een beperkt deel van de opgewekte elektriciteit zal worden afgenomen door HAS, de rest zal naar het nationale elektriciteitsnet gaan. 

 

 

Hoofdpunten uit het advies

Uit de startnotitie blijkt dat naast de voorgenomen activiteit, het opstellen van een elektrisch vermogen van maximaal 490 MW, overwogen wordt in de toekomst een verdere uitbreiding van de energieproductie te realiseren. De Commissie adviseert om in het MER aan te geven hoe deze tweede fase eruit zal zien en op welke wijze in het ontwerp van de eerste fase reeds met deze toekomstige uitbreiding rekening wordt gehouden. Indien de besluitvorming over de eerste en tweede fase onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden dan acht de Commissie het noodzakelijk om bij de beoordeling van de alternatieven nu reeds de belasting van de eindsituatie mee te nemen. 

Naar aanleiding van de wijziging van het voornemen is de Commissie op 18 februari 2000 gevraagd of de gewijzigde situatie aanleiding geeft tot bijstelling van het richtlijnenadvies. Tevens heeft het College van GS de reactie van de regionaal inspecteur milieuhygiëne bij haar verzoek gevoegd. Op basis van de toegestuurde informatie en het overleg dat de Commissie op 17 april jl. heeft gevoerd met bevoegd gezag, initiatiefnemer en milieu-inspectie kwam de Commissie tot de conclusie dat er geen aanleiding is het richtlijnenadvies te wijzigen. Deze conclusie gaat uit van de voorwaarden die de provincie aan de voorgenomen activiteit stelt en die Zepower tijdens genoemd overleg onderschreef, dat er:

  • duidelijk sprake dient te zijn van een koppeling tussen de op te richten centrale en het uit bedrijf nemen van bestaande HAS opwekinstallaties: de Commissie achtte dit van essentieel belang omdat dit vanuit het oogpunt van milieu een argument is voor de locatiekeuze van de elektriciteitscentrale;
  • een motivering dient te worden gegeven van de mate waarin met het gekozen technisch concept nuttig gebruik kan worden gemaakt van restwarmte: daarbij dient het MER de vraag te beantwoorden of, en zo ja onder welke condities, aan een mogelijk grotere warmtevraag dan 160 MW kan worden voldaan ten behoeve van de warmtelevering aan omliggende bedrijvigheid.
 

Voordat het MER en de vergunningaanvragen door het bevoegd gezag zijn aanvaard, is Zepower i.o. om drie aanvullingen gevraagd. De aanvullende informatie is door Zepower i.o. geleverd en betrokken in het toetsingsadvies. Verder zijn na afronding van het MER wijzigingen in het voornemen doorgevoerd. Deze wijzigingen, alsmede de (milieu)consequenties daarvan, zijn in een brief van Zepower i.o. aan het college van gedeputeerde staten van Zeeland beschreven. Ook deze extra informatie is in de toetsing betrokken.

De Commissie concludeert dat de essentiële informatie in het MER en de aanvullende stukken aanwezig is. Op enkele punten plaatst de Commissie kanttekeningen. Dit zijn echter geen essentiële tekortkomingen. De belangrijkste zijn: de capaciteit van de extra elektriciteitsopwekking in relatie tot de verdringing van duurzame of groene elektriciteitsopwekking (dit aspect is niet uitgewerkt) en de motivatie om bepaalde eenheden van de HAS te behouden en andere te sluiten (onvoldoende duidelijk). De Commissie adviseert om dit laatste punt bij de vergunningverlening nader uit te werken.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Jan Willem Assink

prof. dr. ing. Jan Willem Erisman

ir. Jan Wardenaar

voorzitter

drs. Leni van Rijn-Vellekoop

werkgroepsecretaris

drs. Marc Laeven

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Zeeland, Rijkswaterstaat

Initiatiefnemer

Hydro Agri Sluiskil

Laatste advies uitgebracht op

20 september 2001