Het voornemen omvat de aanpassing van het noordelijk deel van de Oostvaardersdijk tussen de Zuidersluis en Lelystad-Haven.
Hoofdpunten uit het advies
In het richtlijnenadvies benadrukte de Commissie de wenselijkheid om mogelijkheden te analyseren het dijkvak niet of in mindere mate te versterken. Het dijkvak ligt tussen twee unieke waterpartijen/na tuur gebie den. Daarom zou het toelaten van een boven de norm gelegen golfoverslag een mogelijke optie kunnen zijn waarbij de veiligheid niet in gevaar hoeft te komen. Een onderzoek zou aldus kunnen leiden tot reële uitvoerbare alternatieven.
In de richtlijnen is dit advies ten dele overgenomen en is aangegeven in het MER een alternatief te beschrijven waarbij een wat grotere golfoverslag wordt toegelaten en daarbij de consequenties voor de veiligheid weer te geven.
In het MER is dit alternatief niet nader uitgewerkt. Dit vormde samen met andere redenen (het ontbreken van voldoende informatie voor het beantwoorden van de vragen ten aanzien van de beschermingsformules en een te geringe onderbouwing van de keuze voor meest mi lieuvriendelijke alternatief) voor de Commissie aanleiding voor een verzoek om aanvullende informatie.
In de aanvulling werd gesteld dat de vastgelegde technische uitgangspunten voor de dijkversterking in de in maart 2001 herziene Bestuursovereenkomst bindend zou zijn. Hierdoor achtte de Commissie een nadere uitwerking niet meer relevant voor de besluitvorming. Ten aanzien van de overige aspecten beschouwde de Commissie de aanwezige informatie als voldoende voor de besluitvorming maar adviseerde zij bij de ontwikkeling van (compensatie)plannen maximaal in te spelen op bestaande ideeën en lopende (sectorale) initiatieven ten aanzien van vooroeverontwikkeling waardoor tevens meer kansen ontstaan voor het behoud en herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwetenschappelijke elementen.