Hoevarko BV wil een varkenshouderij in Oostelbeers oprichten voor het huisvesten van in totaal 3104 dragende zeugen, 960 kraamzeugen, 256 guste zeugen, 6 dekberen, 1056 opfokzeugen en 16896 gespeende biggen. Hiervoor is een vergunning nodig op grond van de Wet milieubeheer.
Hoofdpunten uit het advies
Toetsing aanvulling op het MER
Hoewel de aanvulling extra informatie bevat is de Commissie van oordeel dat in het MER en de aanvulling samen nog altijd essentiële informatie ontbreekt om het milieubelang volwaardig mee te kunnen wegen in de besluitvorming.
Uit de informatie in het MER en de aanvulling daarop blijkt nog onvoldoende of de te installeren ventilatiecapaciteit voldoende is om de tegendruk in het systeem te overwinnen en daarmee de werking van de luchtwassers voldoende te garanderen. Uit de aanvulling is ook nog niet duidelijk wat de maximale dierbezetting is die de bestemmingsplanwijziging mogelijk maakt en tot welke effecten dit maximaal kan leiden.
Toetsing
Het MER is overzichtelijk en voorzien van veel duidelijke tabellen en figuren. De Commissie signaleerde (mede naar aanleiding van de zienswijzen) echter bij toetsing aan de vastgestelde richtlijnen en de wettelijke inhoudseisen een aantal tekortkomingen, die zij essentieel acht voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming.
De initiatiefnemer heeft daarop extra informatie aangeleverd over:
- De maximale mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
- De beschrijving van de referentiesituatie en de alternatieven.
- De haalbaarheid van de uittreedsnelheid van de ventilatielucht.
- De werking van het (innovatieve) stalsysteem in de biggenafdelingen.
- Het proces van de mestbe- en verwerking.
- De actualiteit van het geurbronnenbestand en de relatie met het nieuwe geurbeleid van de gemeente.
- De wijze waarop saldering van de stikstofdepositie als mitigerende maatregel wordt ingezet.
- De mogelijke effecten op de ecologische verbindingszone Beerzeloop.
Richtlijnen
De Commissie adviseert in het MER de nadruk te leggen op:
- De gevolgen van de ammoniakemissie op de hiervoor gevoelige natuur.
- De bijdrage aan de lokale geurhinder.
- De fijnstofemissies.
Dit om aan te tonen dat voldaan kan worden aan de randvoorwaarden uit de Natuurbeschermingswet, Wet geurhinder en veehouderij en de Wet milieubeheer.