Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
In de zaak met nr. 201112097/1/A4 is op 30 september 2011 door het college van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant een revisievergunning verleend voor een pluimveehouderij te Son. Door een appellante is betoogd dat ten onrechte geen m.e.r.-beoordeling is gemaakt. Het college stelt zich op het standpunt dat deze (in het aanvullende beroep van 14 december 2011 aangevoerde) beroepsgrond buiten beschouwing moet blijven. Er is volgens het college strijd met een goede procesorde. De ingediende zienswijze had geen betrekking op deze grief. De zitting in deze zaak vond plaats op 8 april 2013.
In de zaak met nr. 201201163/1/A4 is door het college van burgemeester en wethouders van Hof van Twente op 12 december 2011 een revisievergunning verleend voor een fokzeugenbedrijf te Markelo. Appellanten hebben in een nader stuk van 22 maart 2013 beroepsgronden aangevoerd over de milieueffectrapportage. Het college stelt dat deze gronden buiten behandeling moeten blijven wegens strijd met de goede procesorde. De zitting in deze zaak vond plaats op 2 april 2013.
Overwegingen van de bestuursrechter
In de zaak met nr. 201112097/1/A4 overweegt de Afdeling dat binnen de door de wet en de goede procesorde begrensde mogelijkheden bij de beoordeling van het beroep gronden kunnen worden betrokken, die na het nemen van het bestreden besluit zijn aangevoerd en niet als zodanig in de uniforme openbare voorbereidingsprocedure met betrekking tot het betreffende besluitonderdeel naar voren zijn gebracht. Het in beroep aanvoeren van de beroepsgrond over de m.e.r.-beoordeling, waarop de ingediende zienswijze geen betrekking had, is in dit geval binnen de grenzen van de goede procesorde gebleven. Het college heeft adequaat op deze beroepsgrond kunnen reageren.
NB Zie eveneens de uitspraak van 18 september 2013, zaaknr. 201208105/1/R2 over het bestemmingsplan "De Zeeland", waarin de Afdeling onder dezelfde motivering tot het oordeel komt dat beroepsgronden over onder meer het milieueffectrapport (die niet steunden op een ingediende zienswijze) ontvankelijk zijn.
In de zaak met nr. 201201163/1/A4 overweegt de Afdeling dat behoudens in geschillen waar de wet anders bepaalt, ook na afloop van de beroepstermijn en de termijn die op de voet van artikel 6:6 Awb is gegeven om (alsnog) beroepsgrond in te dienen, nieuwe beroepsgronden kunnen worden ingediend. Wel wordt die mogelijkheid beperkt door de goede procesorde. Voor het antwoord op de vraag of de goede procesorde zich daartegen verzet, is in het algemeen bepalend:
Het nader stuk van 22 maart 2013 is zodanig van aard, dat, gelet op het tijdstip van indiening ervan, partijen niet de mogelijkheid hebben gehad om adequaat op dit stuk te reageren. Voorts hadden deze gronden in een eerder stadium van de procedure in kunnen worden gebracht. De goede procesorde verzet zich ertegen dat deze gronden bij de beoordeling van de beroepen worden betrokken.
Uitspraak
De Afdeling verklaart het beroep in de zaak met nr. 201112097/1/A4 ongegrond. In de zaak met nr. 201201163/1/A4 verklaart de Afdeling het beroep van een appellant gedeeltelijk gegrond. Het beroep van de andere appellant wordt ongegrond verklaard.