Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
NB 1 Artikel 7.14, lid 1, aanhef en onder d Wm gaat alleen over plan-m.e.r., voor project-m.e.r. geldt art. 7.37, lid 1, aanhef en onder c Wm. In deze casus gaat het over een gecombineerd plan- en project-m.e.r.
NB 2 Voor het advies van de Commissie project 1777.
Bij besluit van 17 mei 2011 heeft de gemeenteraad van Veldhoven het bestemmingsplan 'Oerle-Zuid, eerste fase Zilverackers' vastgesteld. Het plan voorziet in de bouw van 300 woningen. Hiertegen is beroep ingesteld.
Beroepsgrond m.e.r.
Appellant betoogt dat het MER en het advies daarover van de Commissie m.e.r. niet ten grondslag aan de vaststelling van het besluit hadden mogen worden gelegd. Zowel het MER als het toetsingsadvies van de Commissie m.e.r. vertonen gebreken en onjuistheden. Appellant heeft alternatieve locaties aangedragen die minder nadelige effecten zouden hebben op EHS-gebieden dan die uit het MER. De gemeenteraad heeft onvoldoende de adviezen van de Commissie m.e.r. opgevolgd.
Verweer van de gemeenteraad
De gemeenteraad meent dat de milieueffecten van het bestemmingsplan onderzocht zijn en dat er tevens is gekeken naar alternatieve locaties. De locaties die appellant heeft aangedragen, zijn in de ogen van de gemeenteraad minder geschikt omdat ze dichter bij de luchthaven van Eindhoven liggen. De milieueffecten van het huidige plan zijn niet groter dan effecten die in het MER zijn beschreven. Ook zegt de gemeenteraad actie te hebben ondernomen naar aanleiding van de aanbevelingen van de Commissie m.e.r.
Overwegingen van de bestuursrechter
Het MER is in 2007 opgesteld voor de woonwijk Zilverackers waar 2700 woningen zouden komen. Ook zou er een ontsluitingsweg worden aangelegd. Het MER betrof zowel een plan-MER als een besluit-MER in één. Het MER is gebruikt voor meerdere plannen die als kader dienden voor het project Zilverackers.
Een MER moet op grond van art. 7.7, lid 1, aanhef en onder b Wm tenminste een beschrijving van de voorgenomen activiteit bevatten, alsmede van de redelijkerwijs te beschouwen alternatieven. Ook moet de motivering van de keuze uit de alternatieven in een MER worden opgenomen.
Het advies van de Commissie m.e.r. als zodanig komt niet in de procedure aan de orde en kan slechts van belang zijn bij de vaststelling van een bestemmingsplan wanneer het MER zelf zodanige gebreken vertoont dat het niet gebruikt zou mogen worden.
De Commissie m.e.r. schrijft in het advies over het MER dat de essentiële milieuinformatie aanwezig is en dat er inzicht is geboden in de verschillende alternatieven. De aanbevelingen van de Commissie m.e.r. heeft de raad meegenomen bij de vaststelling, aldus de plantoelichting (er is voldaan aan art. 7.14 lid 1, aanhef en onder d Wm zoals dat ten tijde van de vaststelling luidde). Er is geen verplichting op grond van de Wm voor de gemeenteraad om alle aanbevelingen van de Commissie m.e.r. over te nemen. Aangezien de alternatieve locaties die appellant heeft aangedragen te dichtbij de luchthaven liggen (binnen de 35 Ke-contour), had de gemeenteraad deze redelijkerwijs niet hoeven onderzoeken. Op grond van de eisen op grond van de Wm en voorgaande overweging kan niet gesteld worden dat het MER gebreken vertoont waardoor het niet ten grondslag aan de vaststelling van het bestemmingsplan had mogen worden gelegd.
Er zijn door appellant geen bewijzen aangedragen, zoals een deskundigenrapport, waardoor er twijfels zijn gerezen over het MER.
Het betoog van appellant met betrekking tot het MER is ongegrond.
Uitspraak
Op andere gronden dan in deze samenvatting vermeld wordt het bestemmingsplan gedeeltelijk vernietigd. Voor het overige blijft het bestemmingsplan in stand.