891

Bedrijventerrein Wijkermeerpolder

Gedeputeerde Staten van Noord-Holland zijn van plan een terrein in de Wijkermeerpolder ten zuiden van de Noorderweg van ruim 400 hectare (ha) in het Streekplan Kennemerland aan te duiden als bedrijventerrein. Eventueel zullen zij bekijken of een aanvulling met 100 ha ten noorden van de Noorderweg noodzakelijk is. Voor dit voornemen is een zogenaamd integraal effectenrapport (IER) opgesteld. 

 

Hoofdpunten uit het advies

De provincie hanteert bij dit project een meervoudige doelstelling, waarbij economische doelen nevengeschikt zijn aan doelen met betrekking tot cultuurhistorie, natuur en (leef)milieu. Voor het voornemen is een zogenaamd integrale effectrapport (IER) opgesteld. Het IER heeft de status van een milieueffectrapport (MER) en doorloopt de m.e.r.-procedure volgens de Wet milieubeheer. In dit IER zijn, naast de milieueffecten, ook economische en landbouwkundige effecten beschreven. 

De Commissie spreekt zich in haar advisering alleen over economische en landbouwkundige aspecten uit voor zover deze een duidelijke relatie hebben met milieuef fecten. Aangezien de Commissie in het kader van het evaluerend ontwerpen later nog de mogelijkheid heeft zich uit te spreken over milieu-informatie die wordt gepresenteerd bij vervolgstappen in de besluitvorming, gaat ze in haar advisering tevens in op afwegingen die in het kader van het streekplan nog niet aan de orde zijn.

Het IER bevatte volgens de Commissie aanvankelijk drie essentiële tekortkomingen. Het betrof

  • de beschrijving van de milieugevolgen die samenhangen met verkeer en de ontwikkeling van het bedrijventerrein,
  • de uitwerking van het aspect cultuurhistorie en
  • (het ontbreken van) een onderbouwing van de situering van de zwaaikom in het havenontwerp.
Na de aanvullingen door de initiatiefnemer bevatte het IER geen essentiële tekortkomingen meer. De conclusie van het IER dat de meervoudige doelstelling (bijna) volledig behaald kan worden, deelde de Commissie niet, daar de aantasting van cultuurhistorische elementen naar haar mening hierbij een te ernstig knelpunt vormt. De Commissie was van mening dat de toetsingstabel, waarin een beeld wordt gegeven van de mate waarin de inrichtingsmodellen aan de hoofdcriteria voldoen, een te hoog abstractieniveau had. Hierdoor was de tabel niet geschikt voor het maken van een afweging in het kader van het streekplan.

Het bevoegd gezag had in de richtlijnen expliciet gekozen voor havengerelateerde bedrijvigheid. In het IER zijn desondanks de effecten van een droog terrein bekeken, maar is een door de Commissie geadviseerd locatiekeuzeonderzoek niet uitgevoerd. Gelet op de vastgestelde richtlijnen is het alternatief dat uitgaat van een droog bedrijventerrein door de Commissie verder buiten beschouwing gelaten.

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

ir. Jon van Dijk

ir. Wil van Duijvenbooden

ing. Dick Hamhuis

Rik Herngreen

drs. Marinus Kooiman

ir. Meijer

voorzitter

drs. Leni van Rijn-Vellekoop

werkgroepsecretaris

drs. Michiel Ruis

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Noord-Holland

Initiatiefnemer

Noord-Holland