Roel Sillevis Smitt
jurist en werkgroepsecretaris
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 26 februari 2008 het op 27 juni 2007 door de gemeenteraad van Deurne vastgestelde bestemmingsplan ‘Projectvestiging glastuinbouw Deurne’ gedeeltelijk goedgekeurd. In dit bestemmingsplan wordt voorzien in de realisering van de eerste fase van de projectvestiging voor glastuinbouw in het buitengebied ten oosten van de kern Deurne. Het gaat daarbij om 85 hectare (netto uitgeefbaar) glas. Het plangebied heeft een oppervlakte van 150 hectare. In het streekplan ‘Brabant in balans’ is een gebied met een omvang van ongeveer 1.800 hectare ten oosten van Deurne aangewezen als zoekgebied voor glastuinbouw. In het reconstructieplan ‘De Peel’ is dit zoekgebied nader begrensd. Het bestemmingsplan is het eerste ruimtelijke plan dat in de aanleg van de glastuinbouw voorziet. Verder maakt het bestemmingsplan het mogelijk dat warmtekrachtkoppelstations bij de glastuinbouwbedrijven worden opgericht.
Een aantal appelanten heeft onder meer betoogd dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar alternatieven en dat daarmee het MER (projectnummer 1394) niet aan het bestemmingsplan ten grondslag kon worden gelegd. Verder is bijvoorbeeld aangevoerd dat ten onrechte in het luchtkwaliteitonderzoek geen rekening is gehouden met de uitstoot van warmtekrachtkoppelstations. Ook sluit het bestemmingsplan bijvoorbeeld niet uit dat een biovergistinginstallatie kan worden opgericht.
Overwegingen van de bestuursrechter
De Afdeling verwijst allereerst naar artikel 7.10, eerste lid, onder b, sub 2 van de Wm waarin staat dat een MER onder andere bevat de alternatieven voor het voornemen die redelijkerwijs in beschouwing dienen te worden genomen en de motivering van de keuze ervan. Vervolgens wordt overwogen dat:
Met betrekking tot de warmtekrachtkoppelstations overweegt de Afdeling dat:
Hierdoor mochten gedeputeerde staten zich bij de goedkeuring niet op het luchtkwaliteitsonderzoek baseren. Het goedkeuringsbesluit is daarom in strijd met het zorgvuldigheidsvereiste.
Verder concludeert de Afdeling dat nu in de planvoorschriften niet naar een staat van bedrijven wordt verwezen, het bestemmingsplan niet uitsluit dat binnen de aanduiding ‘tuinbouwgerelateerde bedrijvigheid’ bijvoorbeeld een biovergistingsinstallatie wordt opgericht. De gemeenteraad heeft in de beantwoording van de zienswijzen aangegeven dat de effecten op de omgeving bij de vergunningverlening aan de orde zullen komen. Dit acht de Afdeling onvoldoende. Niet duidelijk is wat onder de verschillende in de planvoorschriften aangegeven milieucategorieën moet worden verstaan.
Uitspraak
Het beroep is gedeeltelijk gegrond, onder meer doordat in het luchtkwaliteitonderzoek geen rekening is gehouden met de uitstoot van warmtekrachtkoppelstations. De Afdeling voorziet zelf in de zaak door aan een deel van bestemmingsplan alsnog goedkeuring te onthouden.