595

Natuurontwikkeling Grensmaas

Volgens de nationale taakstelling moet in het Grensmaasgebied in Limburg voor ongeveer 35 miljoen ton grind en een nog nader te bepalen hoeveelheid zand worden gewonnen. Tevens heeft de provincie de taak om in het gebied natuur te ontwikkelen. Door ‘werk met werk’ te maken kan (ondiepe) grindwinning worden gecombineerd met natuurontwikkeling. Daarnaast moet het project voldoen aan de doelstelling ten aanzien van de veiligheid tegen overstromingen van de Maas.  

 

Hoofdpunten uit het advies

Ondanks de complexiteit van het project was het MER helder en goed gestructureerd. Het project was een goed voorbeeld van hoe m.e.r. ook als ontwerpinstrument benut kan worden. Het oorspronkelijke basisidee: stroomgeul verbreding, weerdverlaging en aanleg van kleischermen heeft geleid tot verschillende verkenningen (basisverkenning, waterverkenning, milieuverkenning en uitvoeringsverkenning) die als bouwstenen zijn benut voor de uiteindelijke voorkeursaanpak en tevens het meest milieuvriendelijke alternatief. 

Het MER was een stap in het ontwerpproces van de Grensmaas. Veel informatie zou pas in een later stadium beschikbaar kunnen komen.

In de toetsing concludeerde de Commissie dat het MER voor dit stadium van de besluitvorming de essentiële informatie bevatte. In het advies gaf de Commissie per deelrapport concrete aanbevelingen voor de verdere besluitvorming.

In oktober 2000 is er ten behoeve van de kleiberging een nieuwe m.e.r.-procedure gestart.1

Op 12 september 2001 maakte de provincie Limburg een nieuw plan bekend voor de beveiliging van de Grensmaas. Hoewel volgens de eerdere afspraken met het Rijk de provincie een leveringsplicht had van 66 miljoen ton grind, zou in dit nieuwe plan de grindwinning beperkt tot 51 miljoen ton. Essentiële verschillen met het vorige plan zijn de inkomsten uit de grindwinning, het areaal te ontwikkelen natuurgebied (in plaats vabn1385 hectare slechts 1150 hectare) en de bescherming tegen hoogwater. De provincie wil in plaats van een overstromingskans van 1 op 250 jaar met hoge kades en dijken een overstromingskans van nagenoeg 1 op 250 bereiken via rivierverruiming. Onduidelijk is nog hoe de hoeveelheden grond zullen moeten worden weggewerkt. De provincie wilde dit nieuwe voorstel uitwerken en in december 2001 aan de Minister van Verkeer en Waterstaat aanbieden.

In april 2002 bleek echter dat de onderhandelingen tussen Rijk, provincie en ontgrinders en aannemers nog niet tot resultaten te leiden.

 

1 Zie project 1131. 

 

Samenstelling van de laatste werkgroep

prof. dr. ir. Agema

drs. Sjef Jansen

drs. Marinus Kooiman

prof. mr. Kees Lambers

mr. Henry Opdam

dr. Hans Renes

ir. de Ruiter

dr. Paul Schot

prof. dr. ir. Huib de Vriend

voorzitter

dr. Jacques de Smidt

werkgroepsecretaris

drs. Vivienne Tersteeg

Projectinformatie

Bevoegd gezag

Limburg

Initiatiefnemer

Limburg

Laatste advies uitgebracht op

25 september 1998