Het kabinet is voornemens het Beleidsplan Drink- en Industriewatervoorziening (DIV) vast te stellen. Het belangrijkste uitgangspunt in het Beleidsplan DIV is de duurzame veiligstelling van de watervoorraden in kwantitatief en kwalitatief opzicht, toegespitst op drink- en Industriewatervoorziening.
Daartoe is een milieueffectrapport (MER) Beleidsplan DIV opgesteld en een ontwerp-Planolo gische Kernbeslissing (deel 1) gepubliceerd en ter visie gelegd. In het MER staat de toekomstige inzet van bronnen ter dekking van de (drink-)waterbehoefte centraal mede in relatie tot de bijdrage daarvan aan de terugdringing van de verdroging. Ook andere onderwerpen in re latie tot de inzet van bronnen en het gebruik van watervoorzieningswerken worden op strategisch niveau beschouwd in het (ontwerp-)beleidsplan en in het onderliggende MER.
Hoofdpunten uit het advies
Tussentijds heeft een wijziging plaatsgevonden ten opzichte van de vastgestelde richtlijnen. Het MER beperkt zich nu tot een beschrijving van hoofdlijnen (strategie) op basis waarvan een toekomstige infrastructuur moet worden uitgewerkt door de waterleidingsector en de provincies. De planvorming van deze toekomstige, nieuwe infrastructuur met de daarbij behorende ruimtelijke reserveringen maakt niet meer of slechts in geringe mate deel uit van het beleidsplan. De Commissie heeft in haar toetsingsadvies geadviseerd het MER nog op een viertal punten aan te vullen om de sturende en toetsende werking van het bijbehorende beleidsplan te versterken.
Op 8 maart 1994 heeft de Minister van VROM de Commissie meegedeeld, dat het MER zal worden aangevuld. De Aanvulling is conform het richtsnoer voor aanvulling van een MER op 29 mei 1995 bekend gemaakt en ter inzage gelegd, terwijl de Commissie in de gelegenheid is geweest een aanvullend toetsingsadvies uit te brengen.
Bij haar aanvullende toetsing heeft de Commissie geconstateerd dat haar aanbevelingen uit het toetsingsadvies heel positief zijn opgepakt en uitgewerkt in de Aanvulling. De inhoud van de Aanvulling heeft een duidelijke meerwaarde ten opzichte van die van het (eerdere) MER, ook doordat recente ontwikkelingen zijn meegenomen.
Het MER inclusief de Aanvulling zijn dan ook voldoende voor de besluitvorming waarbij het milieu een volwaardige plaats heeft.